Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10
(1937)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1166]
| |
de Wendt en Geertruit Reddingius. Hij studeerde te Groningen, waar hij 17 Sept. 1788 werd ingeschreven en 20 Juni 1792 op stellingen in de rechten promoveerde. Hij werd advocaat in zijn geboorteplaats en in 1802 raad in het provinciaal gerechtshof van Friesland, zoodat hij naar Leeuwarden verhuisde. Op 24 Jan. 1811, toen de Provinciale hoven werden opgeheven en de rechterlijke macht op franschen leest geschoeid werd, werd hij lid van het hoog gerechtshof te 's Gravenhage, welks ressort bestond uit de 7 departementen, die van Mrt. tot Juni 1810 het koninkrijk Holland hadden uitgemaakt. Hij verhuisde toen naar 's Gravenhage, waar hij tot zijn dood is blijven wonen. Daar een administratieve betrekking hem meer aanstond dan een rechterlijke, werd hij in Juli 1814 met ingang van 1 Aug. d.a.v. lid der Algemeene rekenkamer. Hij was met de andere Ieden elke 3 maanden afwisselend voorzitter tot aan de wet van 5 Oct. 1841, waarbij een nieuwe instructie voor dat lichaam werd vastgesteld, en toen hij als oudste lid bij Koninklijk besluit van 20 Nov. d.a.v. tot voorzitter benoemd werd. Hij bleef dit tot zijn overlijden. Hij huwde 22 Mei 1798 Anna Margaretha Bergsma, geb. 16 Mrt. 1774, overl. 11 Apr. 1832, bij wie hij een zoon had. Ramaer |
|