[Weiland, Jacob Andries]
WEILAND (Jacob Andries), geb. te Utrecht 9 Mei 1784, overl. aan het Plein te 's Gravenhage 8 Mei 1869, rechtsgeleerde en letterkundige. Hij was een zoon van den volgende en werd 12 Sept. 1800 als litt. student in het Staten-college te Leiden ingeschreven. Hij promoveerde 18 Maart 1807 aldaar op stellingen tot doctor in de rechten en vestigde zich daarna als advocaat te Rotterdam. In 1826 werd hij substituut van den procureur-generaal te 's Gravenhage, terwijl op 16 Sept. 1838 zijn benoeming volgde tot raadsheer in het Gerechtshof aldaar. Hij woonde op den Binkhorst even buiten 's Gravenhage.
Op juridisch gebied schreef hij: Proeve over het al of niet geoorloofde eener openlijke wetenschappelijke beoordeeling der bestaande wetten (Amst. 1810); Proeve over eenige belangrijke onderwerpen uit de wetenschap der wetgeving (Amst. 1814); Bijdragen tot de wetenschap der strafregtpleging (Delft 1826); Over de doodstraf, beschouwd uit het oogpunt van het regt en van den geest des Christendoms. Naar het Hoogd. gevolgd en met aanm. begeleid (Dordr. 1828).
Meer op letterkundig terrein liggen zijn Scribleriana, zijnde een drietal humoristische redevoeringen over de pruiken, de stokpaarden en de ware wijsbegeerte des levens, in 1808, 09 en 10 in de rotterdamsche afdeeling der Mij. voor fraaie kunsten en wetenschappen uitgesproken (uitg. Amst. 1811, 2e dr. Haarlem 1852, 3e dr. Dev. 1864). Verder gaf hij uit een bloemlezing Gedachten van Jean Paul (Rotterdam 1820, 2e dr. 1837, 3e dr. te samen met de Scribleriana in de Huis- en reisbibliotheek, Deventer 1864), met belangrijke inleiding. Niet zonder grond meent men dat hij een der eerste auteurs is geweest van Arlequin (Rotterdam 1819-22), een schendblaadje, waarmede hij zich veler vijandschap op den hals haalde (ex. in Gemeentebibl. en Rotterd. Leeskabinet). In 1822 werd tegen den uitgever van dit blaadje, Antoni May van Vollenhoven, een strafactie ingesteld; deze werd echter vrijgesproken.
Weiland beoefende ook uit liefhebberij de schilder- en teekenkunst en was een tijdlang directeur, daarna eerebestuurslid van het teekengenootschap