W.
[Waal, Cornelius de]
WAAL (Cornelius de), geb. te Amsterdam 5 Aug. 1771, overl. aldaar 1 Dec. 1849. Hij studeerde in de godgeleerdheid te Amsterdam en te Utrecht, en werd beroepbaar gesteld in Maart 1796. Eenige jaren wijdde hij zich aan den handel, zonder evenwel zijn studiën te verzuimen'. In 1806 werd hij benoemd tot hoogleeraar in de wijsbegeerte te Groningen; op 19 Sept. van dat jaar hield hij zijn inaugureele rede: Oratio de sentiendi dicendique cum libertate tum modestia, atque hujus utriusque virtutis philosophia imprimis necessaria compactione. Als aftredend rector hield hij in 1807 zijn: Oratio de mente humana semet ignorante, in 1820: Oratio de variis ethicae principiis cognoscendi a philosophis propositis, enunciandi formulis magis quam re dissentientibus. In 1822 droeg hij het rectoraat over van den rector Gerbrand Bakker (zie dl. IV, kol. 78 v.) wegens diens ongesteldheid. Hij is in 1799 gehuwd met Maria Weyland, dochter van den predikant te Utrecht H. Weyland.
Zijn portret bestaat als prent door C.C. Fuchs.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 568-570; Kobus en de Rivecourt, Biogr. handwoordenboek III (Zutph. 1870), 312 v.; W.J.A. Jonckbloet Gedenkboek der hoogeschool te Groningen (Gron. 1864), 113-115; F.C. de Greuve, Levensberigt van Corn. de Waal in Handelingen v.d. Maatsch. der Ned. Letterkunde (1850), 131-137; Kerkelijk Handboek (1910), Bijl., 167; E.A. van Beresteyn, Repertorium van gedrukte genealogieën (Haarlem 1933), 208.
Knipscheer