teit in 1811, maar meende een benoeming tot hoogleeraar bij de kweekschool in 1786 te moeten afwijzen (Jaarboekje voor de Dpsg.-gem. 1850, 122). De Vos had naam gemaakt door zijn bekroonde en uitgegeven verhandelingen. De Holl. Maatschappij van wetenschappen te Haarlem bekroonde met goud zijn antwoord op de vraag: Is het geoorloofd in onzen handel en wandel met de onkunde van onze medemenschen ons voordeel te doen? Zoo ja, in welke gevallen en in hoeverre? (1767) en met zilver zijn verhandeling: Over de vereischten tot de kunst van waarnemen, en hoeveel dezelve kan toebrengen tot volmaking van het verstand? (1770). Teylers' genootschap bekroonde en deed verschijnen zijn verhandelingen: Over de duidelijkste verklaring en het bondigste bewijs van de aannemelijkheid der Protestantsche grondregels, dat ieder Christen,
zijns verstands magtig, beregtigd en naar zijne bekwaamheid verplicht is om in zaken van godsdienst, voor zich zelven te oordeelen (1789); In welke gevallen en in hoeverre Christus en de apostelen zich in prediking en schriften naar de toen heerschende volksbegrippen geschikt hebben (1791); Nopens het in- en uitwendig bewijs voor de goddelijkheid der Christel. leer en het verband, waarin het laatste met het eerste al of niet kan geacht worden te staan (1795). Hierop volgde de uitgave door het Stolpiaansch legaat van zijn verhandeling: Over de verschillende volkskarakters en derzelven natuurrijke en zedelijke oorzaken (1797); door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen van zijn geschrift: Over het schadelijke der vooroordeelen omtrent het horoscooptrekken en planeetlezen, met een kort en zeker betoog dat noch Cometen noch planeten op de lotgevallen der menschen eenigen invloed kunnen hebben (1801); door het Utrechtsch genootschap van zijn verhandeling, bekroond met dubbelen gouden eereprijs: Over de beste middelen om duellen of tweegevechten.... te weren.... (Utr. 1805).
Nog schreef hij: Leven en character van Allard Hulshoff (zie dl. II, kol. 619 v.; de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. v. Protest. Godgel. in Ned. IV, 412-417) (Amst. 1795); en onder den schuilnaam Philalethes Eleutherus: Over de slaaven-stand. Met eenige aanteekeningen en een voorberigt van den uitgever J. van Geuns (zie dl. IV, kol. 649 v.; de Bie en Loosjes, a.w., III, 238) (Leyd. 1797).
Eindelijk schreef hij: De Constitutie nopens het armen-bestuur overwoogen, in een voordracht aan de Eerste kamer van het vertegenwoordigend lighaam des Bataafschen volks (Amst. 1798), waartegen B. van Rees (zie dit deel kol. 789) zijn Bedenkingen.... (Leyd. 1799) uitgaf.
Jacob de Vos (3), hiervoor, was zijn zoon.
Zijn portret is gegraveerd door R. Vinkeles.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 560 v.; Catalogus v.d. bibl. der Ver. dpsgz. gem. te Amsterdam II (Amst. 1888), 109, 251-253, 283; hetz. (Amst. 1919), 297; S. Blaupot ten Cate, Gesch. der Doopsgez. in Holl. II (Amst. 1847), 103, 110, 127, 150; Bibliotheca theologica et phil. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 802 (no. 973); Jaarboekje voor de Dpsg. gem. (1838-39), 112; (1850), 113, 122, 143; Doopsgezinde Bijdragen (1863), 16; (1898), 13, 20, 26, 32; J.I. van Doorninck, Bibliotheek van Ned. anonymen en pseudonymen ('s Gravenh., Utr. [1870]), 358 (no. 3480); dez., Vermomde en naamlooze schrijvers I (Leid. 1883), 164; J.G. de Hoop Scheffer Inventaris der archiefstukken Ver. dpsgz. gem. te Amsterdam II (Amst. 1884), 108-110, 220-222, 363 v.
Knipscheer