[Voorst, Willem Hendrik van]
VOORST (Willem Hendrik van), geb. te Franeker 17 Sept. 1791, overl. te Haarlem 24 Nov. 1855, zoon van prof. Johannes (dl. IX, kol. 1231) en van Henrica Amelia Noordink. Hij studeerde te Leiden en promoveerde 14 Dec. 1811 op: Quaestiones varii argumenti. Hij werd 1 Juni 1814 advocaat bij de rechtbank van eersten aanleg te Haarlem, de practijk oefende hij 6 jaar uit. Intusschen werd hij rechter-plaats-vervanger in genoemde rechtbank 11 Dec. 1816, schout en secretaris van Spaarndam 22 April 1819, en 19 Dec. 1820 rechter in voorn. rechtbank, waarop hij zijn schoutsambt nederlegde. In 1839 lid van den raad te Haarlem, maar legde deze bediening in 1840 neer. Lid der 2e Kamer 1848 tot Sept. 1853, na driemaal te zijn herkozen. President der gemelde rechtbank 12 Sept 1853. Hij was voorzitter der Alg. vergadering van de Maatsch. ter bevord. van Nijverheid, die hij meermalen met een toespraak opende en was lid van de Maatsch. der Ned. Letterkunde.
Hij huwde tweemaal. Eerst 24 Nov. 1814 met Augusta Paulina Voltelen, overl. 21 Dec. 1836, en daarna, 30 Maart 1838, te Haarlem met Johanna Schukking, overl. te Zutphen 4 Oct. 1881, dochter van Cornelis S. en van Anna Aleida Kniphorst.
Hij schreef de volgende werken: De noodzakelijkheid van gebiedende voorschriften omtrent den vorm, onderzocht en op eenige voorbeelden der tegenwoordige regtspleging toegepast. (Haarl. 1821); Iets over het ontwerp van wetboek van Burgerlijke Regtspleging (Haarlem 1827; dit was eerst anoniem in de Kunst en Letterbode van 1827 geplaatst, met titel: Vijf brieven); Bedenkingen