[Volckertz, Jan]
VOLCKERTZ (Jan), geb. te Hoorn 22 Dec. 1576, overl. nà 1626, dichter. Zijn geboortedag blijkt uit het zevende lied in na te noemen bundel ‘ghemaeckt aen mijn kind'ren op 't manen van zijn geboorten dagh’, waarin hij zegt: ‘'t is heden drie daghen voor ons Kars-tijt’. Verder deelt hij in dit gedicht, dat omstr. 1620 is geschreven, mede toenmaals 44 jaar oud te zijn, waaruit ten naastebij zijn geboortejaar volgt. Hij was kleermaker te Hoorn en trouwde omstr. 1600 met Reimerich Cornelisdr. Na haar dood hertrouwde hij in de Doopsgezinde kerk ‘De Spijker’ te Amsterdam 7 Juli 1624 (ondertr. 7 Juni) met Neeltie Jacobsdr., weduwe van Michiel Gijsbertsz., en 25 Jan. 1626 (ondertr. 27 Dec. 1625) met Neeltie Woutersdr., weduwe van Govert Gijsbertsz. Hij behoorde tot de Waterlandsche gemeente der Doopsgezinden en woonde in 1626 nog te Hoorn. De veronderstelling, geuit in De Navorscher, dat hij vermaner (Doopsgezind voorganger) geweest is op Texel en later te Amsterdam woonde, mist elken grond.
Hij schreef een bundel stichtelijke poëzie Nieu geestelijck liet-boeck ghenaemt den Bloempot (Amsteldam bij Jacob Aertsz. Calom 1626), dat thans vrij zeldzaam is; exx. bezitten o.a. de Bibl. van de Doopsgezinde gem. te Amsterdam en de Kon. Bibl. te 's Gravenhage (coll.-Scheurleer). In het voorwoord van dezen bundel deelt de dichter mede, dat er verscheidene gedichten in voorkomen, die ‘over de dartich jaer in 't bloeyen van (zijn) jeught... ghemaeckt zijn’; na het voorwoord volgt een sonnet van den drukker Colom (dl. IX, kol. 156). De gedichten zijn onderteekend met Jan Volckertsz' zinspreuk ‘Soo 't Godt wil mij gae’; zij hebben geen dichterlijke waarde, doch zijn merkwaardig voor den smaak van het toenmalige Doopsgezinde publiek. In den bundel komen ook veel naamverzen voor, o.a. gericht aan Welmoet Jacobsdr., de moeder van Jacob Colom; verder bruiloftsgedichten, o.a. op Aertje en Pietertje Simonsdr. Fortuyn (resp. gehuwd met Simon Jacobsz. en Cornelis Claesz.), dochters van den dichter Simon Jansz. Fortuyn (zie dit dl., kol. 266). Van de hand van Jan Volkertsz komt ook een gedicht voor in het Geestelijck lietboeck van Fortuyn.
Zie: Huw. int. registers, Gem. archief Amsterdam; lidmatenregister Waterl. gem. der Doopsgezinden, Doopsgezind archief Amsterdam; Naamlijst der Doopsgezinde schrijveren (1745), 120; Jaarboekje der Doopsgezinden (1837), 65; Navorscher VI (1856), 335, 336; VII (1857), 206; van der Aa, Nieuw biogr., anth. en kritisch woordenboek van Ned. dichters III (1864), 312; Catalogus van de Bibliotheek der Ver. Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam II (1888), 312; D.F. Scheurleer, Ned. liedboeken (1912), 45, 2; Catalogus der werken over de Doopsgezinden en hun geschiedenis aanwezig in de Bibliotheek der Ver. Doopsgezinde gemeente te Amsterdam (1919), 271.
Wijnman