zegt: ‘als Kupferstecher muss sein Name neben den berümtesten Meistern.... genannt werden, als Portraitzeichner ist er aber unübertroffen’. Zijn prenten lijken somtijds de fijne bewerking van de etsnaald te vertoonen. Zijn productiviteit is, gezien zijn overlijden op 28-jarigen leeftijd, bijna ongeloofelijk, zoodat men dikwijls - hoewel zonder grond - getwijfeld heeft aan de juistheid van het opgegeven geboortejaar. Men neemt aan, dat hij een leerling is geweest van P. Soutman, omdat op verschillende van zijn gravures staat ‘Corn. Visscher sculp. P. Soutman dirigente’ (1647-49). Zijn gravures en teekeningen vindt men opgesomd bij Wussin, Nagler en Wurzbach, waar evenwel niet vermeld staat een portret van den amsterdamschen doopsgezinden leeraar en chirurgijn Mr. Jacob Cornelisz. (1657, ex. o.a. in coll. Mij. voor Geneeskunst, Univ.-bibl. Amsterdam). Bekend zijn werken van Visscher's hand uit de jaren 1647-58; welk een werkzaam man hij was volgt wel uit het feit dat hij nog drie dagen voor zijn dood het portret van den schrijfmeester Coppenol voltooide.
Onder de portretten vindt men vele katholieke geestelijken: paus Alexander VII, Joannes Boelensz, Joannes Merius, Adrianus Motmans, Phil. Rovenius, Corn. Vosbergius enz., daarnaast vorstelijke personen, dichters (Vondel, Huygens, Camphuysen, Westerbaen), geleerden enz. Het schijnt wel of het een tijdlang tot den bon ton behoorde zich door Visscher te laten portretteeren. Behalve portretten bestaan er nog tallooze andere prenten van Visschers hand: bijbelsche voorstellingen, landschappen, genrestukken enz., meerendeels naar verschillende meesters (in totaal bedraagt het aantal van Visschers prenten bijna 200). Hofstede de Groot heeft drie teekeningen van Visscher geschonken aan het Museum te Groningen: een borstbeeld van Orthelius, een mansportret en een zittende oude dame. In Houbrakens tijd bevond zich Visschers teekenwerk voornamelijk in de coll.-Jer. Tonneman te Amsterdam.
Zijn werk werd reeds vroeg heel hoog geschat: zoo werd in 1811 te Amsterdam zijn portret van Dionysius Winius verkocht voor ƒ 519. In 1910 bracht zijn portret van Gellius de Bouma te Londen 110 pond sterling op.
Zijn beide broeders Johannes of Jan en Lambert volgen.
Er zijn van Visscher verschillende zelfportretten, o.a. een krijtteekening in het Rijksprentenkabinet te Amsterdam (1652) en een in de Albertina te Weenen. Op een ervan staat ‘C. Visscher agé de 20 ans Ao. 1649’, hetgeen geheel overeenstemt met het overgeleverde geboortejaar. Prenten door C. Visscher, B. Andran, J.E. Wessely, J.E. Marcus.
Zie: Houbraken, De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders III, 77; van Eynden en van der Willigen, Geschiedenis der vaderlandsche schilderkunst I, 71; IV, 56; Immerzeel, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders III, 198; Kramm, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders VI, 1772; van der Willigen, Les artistes de Harlem (1870), 318; Havard, L'art et les artistes hollandais IV (1881), 34, 35; Oud Holland (1886), 224; Nagler, Künstler-Lexikon XXIII, i.v.; F. Basan, Dictionnaire des graveurs anciens et modernes. Suivi des catalogues des oeuvres de J. Jordans et de Corneille Visscher (par R. Hecquet), 3 tom. (Paris 1767); Will. Smith,