[Vinke, Gerardus Johannes]
VINKE (Gerardus Johannes), theol. doct., geb. te Jutfaas 6 Sept. 1820, overl. te Amsterdam 16 Febr. 1881, zoon van Ds. (later prof.) Henricus Egbertus (dl. V, kol. 1024) en van Petronella Sondorp. Hij bezocht het gymnasium te Utrecht en studeerde daar theologie aan de hoogeschool. Candidaat in Utrecht Oct. 1843, predikant te Hoevelaken 5 Mei 1844. Hij wordt 8 Oct. 1846 te Utrecht bevorderd tot theol. doct. op een Dissertatio de Christi e cruce pendentis vocibus. Predikant te Beesd 7 Maart 1847, Sneek 6 April 1851, Amsterdam 8/11 Jan. 1854. Hier werd hij emeritus 1 Januari 1881 en overleed anderhalve maand later, een kinderlooze weduwe Anna Elizabeth Abbring nalatende.
Hij was medebestuurder van het Ned. Zendelinggenootschap, van het Ned. Tractaatgenootschap en de zondagsscholen, lid van het hoofdbestuur van het Ned. Bijbelgenootschap en medebestuurder van het Amsterd. departement van het Gron. instituut voor doofstommen. Predikant te Beesd zijnde, plaatste hij in de Jaarb. van Wetensch. Theologie VII, 304 e.v. een beantwoording der vraag: Is het reeds voor eene uitgemaakte zaak te houden, dat de Zaligmaker Joh. VI, 51-59 niet van zijn dood heeft gesproken? En in dl. VIII, 459 e.v. een soortgelijke beantwoording der vraag: Is het reeds voor een uitgemaakte zaak te achten, dat de woorden σαρξ en σωμα door de schrijvers van het N.T. nimmer promiscue zijn gebruikt? Te Sneek gaf hij een Zestal Leerredenen uit. Te Amsterdam schreef hij eenige opstellen in het Maandschrift en voegde hij bij die van anderen een Leerrede in een bundel ten voordeele van de stichting eener kerk in de Haarlemmermeer (uitg. Schetsberg, te Goes). In 1862 gaf hij bij het overlijden van zijn vader uit: Leerrede.... na het overlijden, enz.
Zijn portret is in prent gebracht door H. Sluyter en C.W. Mieling.
Regt