van vroegere kunstuitingen streefde naar meerdere losheid in de compositie en vrijer rangschikking der onderdeelen.
Verhulst heeft ook talrijke portretbusten gemaakt van sober en weldoordacht realisme. Zoo heeft men van hem een buste van een onbekende in het utrechtsch museum (1656), een borstbeeld van Jacob van Reigersbergh (1671), een buste van gebakken aarde in het Ned. Museum te Amsterdam (omstr. 1672), busten van Frederik Hendrik, Prins Willem II, Maria Stuart en Willem III (1683) in het Mauritshuis te 's Gravenhage, enz.
Verhulst is nimmer getrouwd geweest. Onbekend is of hij in Holland katholiek is gebleven. Op 10 Aug. 1677 maakte hij voor notaris G. van Dalfzen te 's Gravenhage zijn testament, waarbij hij tot universeel erfgename benoemde Christina Ignasdr. Verkest, een dochter van zijn zuster Catherine Verhulst. Op 27 Dec. 1692 maakte hij een nieuw testament, waarbij hij als eenig erfgenaam instelde zijn neef Anthony Matthijsz. te Mechelen, terwijl hij ten slotte bij uiterste wilsbeschikking van 3 Juni 1697 de haagsche kooplieden Pieter van Beaumont en Richard van der Kun tot zijn erfgenamen maakte.
Zijn leerlingen waren Jan Blommendael, Nic. Millich, Mart. de Meester, Thomas Sacx en Nic. Sonag.
Zijn portret werd door Barth. van der Helst geschilderd.
Zie: R. van Eynden en A. van der Willigen, Geschiedenis der vaderlandsche schilderkunst (1816-42) I, 200, IV, 120; C. Immerzeel, De levens en werken der holl. en vl. kunstschilders (1843), III, 176; C. Kramm, De levens en werken der holl. en vl. kunstschilders (1857-64), VI, 1721, Suppl. 155; Nagler, Neues allgem. Künstler-Lexikon (1835-52) XX, 107; Em. Neeffs, Histoire de la peinture et de la sculpture à Malines (1876), II, 203; G. Galland, Geschichte der holländischen Baukunst und Bildnerei (1890); Obreen, Archief voor Ned. kunstgeschiedenis (1877-87), IV, V; M. van Notten, Rombout Verhulst, beeldhouwer 1624-98 ('s Gravenhage 1907); M.v. Notten, Twee portretbusten door Romb. Verhulst in Het huis, oud en nieuw V (1907), 211; W. Vogelsang in Bulletin v.d. Oudheidk. Bond (1908), 44; A. von Wurzbach, Niederl. Künster-Lexikon II (1910), 771; Oud-Holland (1889) 219; (1918) 247; (1920) 163, 164; A. Bredius, Künstler-Inventare, reg. i.v.; C.H. de Jonge in Kunstgeschiedenis der Nederlanden onder red. van H.E. van Gelder (1936), 360, 361.
Wijnman