Drittes Quartet für zwei Violinen, Alt und Violoncell (Leipzig 1842), opgedragen aan Rob. Schumann; op. 22 Zeven geestelijke liederen; op. 23, Floris de Vijfde op het Slot te Muiden, voor tenorsolo, koor en orkest; op. 30 Kinderleven, 40 liederen voor een en meer stemmen; op. 56 bis Te deum laudamus, voor mannenkoor met orkest (Utr. 1871); enz. Hij trad ook dikwijls als componist op bij feestelijke gelegenheden. Zoo schreef hij cantates voor het Rembrandtfeest te Amsterdam (1853), voor het Schillerfeest te Rotterdam (1859), voor de onthulling van het standbeeld van Tollens (1861), voor het Vondelfeest te Amsterdam (1867), voor het Piusfeest (1871), voor het 25-jarig koningschap van Willem III (1874) en voor de opening der Internationale tentoonstelling te Amsterdam (1883).
Zijn portret is in prent gebracht door F.W. Burmeister, F.B. Waanders, A.J. Ehnle, en staat o.a. in Mannen van beteekenis, bij Keller en Kruseman en in de beide werken van van Dokkum.
Zie: J.A. Sillem, Joh. J.H. Verhulst in Eigen Haard (1875), 148; H. Viotta, Lexikon der toonkunst III (1885), 545; J.C.M. van Riemsdijk, J.J.H. Verhulst in Mannen van beteekenis (1886), 169; Caecilia (1886), 83; Verslag der handelingen van het Bestuur en van de Alg. Verg. der Mij Caecilia in zake de aanvrage om ontslag van den muziekdirecteur J.J.H. Verhulst (Amst. 1886, ex. in Univ.-bibl. Amst.); A. Diepenbrock, Over Verhulst in De Nieuwe Gids, VI (1891), II, 141; J.A. Sillem in De Gids (1891), I, 343; W.F.G. Nicolai in Caecilia (1891), 27; H.A. Banning in De Kath. Illustratie, XXVI (1891), 299; A.D. Loman in het Weekblad de Amsterdammer (25 Febr. 1891); H. Viotta in het Maandblad der Wagnervereeniging (Febr. 1891); Leo in Het Leeskabinet (1891), I, 159; J. de Jong in de Ned. Spectator (1891), 29; E.D. Pijzel in Eigen Haard (1891), 10; De Huisvriend (1891), 49; F. Pijlman in De Harp, II (1907), 29; Eigen Haard (1910), 468; J.H. Letzer, Muzikaal Nederland, 2e dr. (1913), 181; R. Beintema in De Harp (1916), 1; S. Bottenheim, Joh. Verhulst en de Ned. Koorvereeniging in Caecilia (1916), 126; J.C.D. van Dokkum, Ned. muziek in de 19e
eeuw (1916), 25 e.v.; dez., Honderd jaar muziekleven in Nederland (1929), register i.v.; W.P. Jansen, Het Te Deum van Verhulst in de Bossche Kathedraal in Sint-Gregoriusblad, 48 (1923), 169; G. Keller en Ph. Kruseman, Geïll. muzieklexikon (1932), 847; Gedenkboek der Wagnervereeniging (1934).
Wijnman