[Velingius, Wilhelmus (1)]
VELINGIUS (Wilhelmus) (1), of Feijlingius, geb. te Harderwijk omstr. 1646, overl. te Rotterdam 24 Juni 1690. Hij was een zoon van Hermannus Velingius, zie boven, en werd predikant te Kuinre in 1673, te Vollenhove in 1674, te Groningen in 1675, te Rotterdam in 1685. Abdias Velingius, zie boven, was zijn zoon. Hij schreef: Doodmaals doodmaal, ofte rechtveerdigh gerichte over de ongeregelde gerichten.... uitgesproken in een predicatie (Gron. 1679; herdr. Rott. 1736); Neerlands dank- en vierdagstoon over de verkiezing en kroning van Willem III tot koning en van Maria tot koningin van Engeland in twee leerredenen (Rott. 1689; 3de dr. 1747); Davids leven en sterven over de dood van Johannes Ursinus (zie Kerkelijk Handboek (1907), Bijl., 152; (1908), Bijl., 109, 133; Veeris en de Paauw, Vern. kerkel. alphabel, Enkh. 1750, 220) uit Hand. 13: 36 (Rott. 1688); Laatsle kerkrede van Groningen en eerste te Rotterdam (Rott. 1687); Gedichten (Rott. 1691); Gedichten op koning Jezus met een voorrede van Abdias Velingius (1726).
Er is een portret van hem.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 480; Kerkelijk Handboek (1907), Bijl., 153; (1912), Bijl., 149, 153; (1914), Bijl., 151; R. Arrenberg, Naamregister van nedcrduitsche boeken tot 1787, 523; Noordbeek en Mourik, Naamrol der godgel. schrijvers, 4de dr. (Amst. [1752]), 70, 390, register; Bibliotheca theologica et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 656, 801 (no. 928).
Knipscheer