Zij konden echter niet zeggen wie daar de schuld van was. De synoden van 1606 en 1607 konden in deze moeilijkheden weinig meer dan hopen en wachten op een nationale synode. Van Itterzon (t.a.p.) verhaalt uitvoerig wat hiermee samenhangt.
Hij schreef: Afbeeldinge van de cortheydt deses levens, of een christelijck verhael van de overdenckinghe van het selve. Mitsgaders de clachte des sondaers, met een troostelicke antwoordde des H. Geestes (Leid. 1599); Scholastica et methodica locorum communium S. theologiae institutio didactice et elenctice in Epitome explicata.... (Lugd. Bat. 1604; Lond. 1604; Oxonii 1606); Locorum communium S. Theologiae institutio per epitomem.... (Lond. 1608; Hann. 1610; Gen. 1611; Hann. 1621; Francof. 1634; Amst. 1651; vert. in het Engelsch Lond. 1610); Remèdes contre le malreiglé mépris, l'oubliance et la trop grande appréhension de la mort, cueillis au jardin de vie par Lucas Trelcat, e.a. (Gen. 1604); Oratio funebris in obilum.... Joh. Kuchlini (zie dl. II, kol. 353-357); Syntagma disputationum theologicarum.... (Roterod. 1615); Deux cantiques chrestiens.... Over de Opuscula theologica omnia zie in het vorig artikel. Petrus Bertius (zie dl. I, kol. 320-323) hield een lijkrede op hem (zie in de zooeven genoemde Opuscula). Sepp (t.a.p.) prijst uit dezelfde Opuscula zijn: Ecclesiastes, sive methodus et ratio formandi sacras conciones als een der oudste handleidingen voor de predikkunde, ja als de eerste proeve op dit gebied die ons in druk bewaard bleef.
Zijn portret is gegraveerd door H. Hondius en W. Swanenburch en in Alma Academia Leidensis en Icones Profess. Lugdun.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 441; Kobus en de Rivecourt, Biogr. handwoordenboek III (Zutph. 1870), 68; Ned. arch. v. kerkel. gesch. IX (1849), 213; C. Sepp, Het godgeleerd onderwijs in Nederland I (Leid. 1873), 99-102, 115; II (Leid. 1874), 90; L.D. Petit, Bibliographische naamlijst der werken van de leidsche hoogleeraren (Leid.-Leipz. 1894), 88-91; J.I. van Doorninck, Bibliotheek v. nederl. anonymen en pseud. ('s Gravenh.Utr. [1870]), 23 (no. 203); dez., Vermomde en naaml. schrijvers II (Leid. 1885), 27 (no. 170); Bibliotheca theologica et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 800 (no. 906-908); G.P. van Itterzon, Franciscus Gomarus, 80v., 83, 103, 108-115, 177, 189, 376; A.C. Duker, Gisbertus Voetius I (Leid. 1897), 42, 59-62, 73, 82, 85, 122, Bijl., 23, 25; H.C. Rogge, Bibliotheek der Contra-remonstr. en geref. geschriften (Amst. 1866), 3 v.; M. Siegenbeek, Gesch. der leidsche hoogeschool I (Leid. 1829), 75, 89; II (Leid. 1832), Toev. en Bijl., 88 v.; Reitsma en van Veen, Acta I, 378 v.; III, 236 v., 248 v., 261; H. de Vries, Genève pepinière du Calvinisme hollandais (Frib. 1918), 59, 135 v., 206, 210, 259; H.Q. Janssen, De kerkherv. te Brugge II (Rott. 1856), 273; G.D.J. Schotel, De academie te Leiden (Haarl. 1875), 78, 383; L. Knappert, Gesch. der Ned. Herv. Kerk I (Amst. 1911), 102; J.
Reitsma, Gesch. v.d. Herv. en de Herv. Kerk der Ned. 4e dr. (Utr. 1933), 371; Kerkelijk Handboek (1907), Bijl., 131.
Knipscheer