militieraad. In 1835 verwisselde hij zijn grietenij Gaasterland met die van Wonseradeel. Bij al zijn beslommeringen vergat hij de studie niet. Behalve in de bovengenoemde wetenschappen, had hij als numismaat en genealoog een goeden naam. De godsdienstige belangen en de maatschappelijke welvaart van zijn landgenooten lagen hem na aan het hart. In 1826 vertaalde hij een preek van den duitschen predikant Schmalz (door dezen voor zijn gemeente Neustadt-Dresden in 1825 gehouden bij gelegenheid van het gedenkfeest der hervorming) en gaf die leerrede (echter zonder zijn naam te vermelden) bij Schetsberg te Leeuwarden in het licht. In 1831 verscheen mede te Leeuwarden zijn geschrift: Wat ons Nederlanders te hopen of te vreezen staat. Van zijn groote kennis der oudheid getuigt een studie: Overzicht der geschiedenis van de republiek Rhodus, geplaatst in ten Brink's Bibl. van oude letterkunde II, 305-308, 455, 456. Er was van hem nog veel voor de wetenschap te verwachten, doch hij overleed reeds op den leeftijd van 34 jaren.
W.v.S. huwde te Hichtum 26 Mei 1828 met Christiana Helena Geertruida barones thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, geb. te Hichtum 21 Febr. 1802, overl. te Groningen 6 Aug. 1874, dochter van baron Johan Sicco Tjalling Camstra en van Anna Adriana Lewe van Aduard. Uit dit huwelijk 5 kinderen, die allen ongehuwd zijn overleden.
Zie: Kunst en Letterbode II (1836), 323, 340.
Regt