aanwezig. De weduwe van D.R. Camphuysen (dl. II, kol. 293), die in 1668 te Amsterdam overleed, heeft aan Stol een levensbericht van haar man gedicteerd (omstr. 1665); hiervan bestaan nog drie copieën, een op de Provinciale Bibliotheek van Friesland, twee in de bibliotheek der Remonstrantsche Gemeente te Rotterdam. L.A. Rademaker heeft dit hs. - dat tot titel heeft Het leven en sterven van Dirck Rafelse Kamphuisen door Barent Joosten beschreven uit de mont van Camphuisens eijgen vrouw, woonende toentertijt hiertot Amsterdam op de Lindegraght - als bijlage in zijn dissertatie afgedrukt.
Stol behoorde tot de bezonnenen onder de Collegianten, en bestreed de phantastische bespiegelingen van velen zijner mede-Collegianten. Vooral Hylkema heeft hem in het juiste licht geplaatst.
Claas Stapel heeft in zijn Lusthof der zielen (eerste dr. 1681, later herhaaldelijk herdrukt) circa twintig gedichten van Stol opgenomen. Deze leggen getuigenis af van zijn diep religieus gemoed. Blijkbaar was Stol bevriend met Stapel, want het eenige in den bundel opgenomen lofdicht is van zijn hand. Dergelijke lofdichten van Stol vindt men ook in dichtbundels van tijdgenooten, zooals in de Stichtelijke rijmen van Jan Huygen (Amst. 1700 enz.).
Barend Stol was horlogemaker van beroep. Op 23 April 1697 testeerde hij voor notaris Arnoldus Meysterus te Rotterdam. Als erfgenamen benoemde hij zijn zoon Joost Barendsz. Stol en zijn stiefdochter Johanna of Jannetje Breda, echtgenoote van den amsterdamschen natuurhistoricus en verzamelaar Levinus Vincent (zie art. in dit dl.). Zijn stiefzoon Anthony Breda, als teekenaar en ‘zang- en speelmeester’ door Sybr. Feitama (Chr. en stigtelijke rymoeffeningen 1684, 162) geprezen, was toenmaals reeds overleden (voornoemde Lev. Vincent heeft diens natuurkundige collectie uitgebreid). Verder kreeg o.a. een legaat zijn zuster Marretje Joosten Stol, echtgenoote van Willem Willemsz. Wijngaert te Amsterdam. Dit testament werd door Barend's kleinzoon Jan Stol op 13 Jan. 1714 ter Weeskamer te Schiedam getoond.
Barend had nog een jongeren broeder Aryan of Adriaen, die 3 Maart 1658 te Schiedam trouwde met Ariaentje Claesdr. Semelaer; omtrent dezen vindt men dd. 6 Mei 1672 in het zgn. Banboek van de Vereenigde Vlaamsche en Waterlandsche Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam (in het Doopsgezind Archief aldaar) de volgende aanteekening: ‘Adriaen Joosten Stol onlangs namentlijk den 4 Feb. hier gekoomen met een seer sobere attestatie van Schiedam heeft hem al terstont daarna niet wel gedragen onder andere ander lieden gelt ontfangende ende met verscheijdene leugens ende ontrouwicheyt hem behelpende ende eindelijk te scheep ten oorlog hem begevende. Sijn broeder Barent Joosten een vroom man geeft getuigenis van hem dat hij een deugniet is’. Diens dochter Ariaentje Stol, geb. omstr. 1660, werd bij de Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam gedoopt 1 Febr. 1682 en werd bij het testament van Barend Stol bedacht met een legaat van f 25.
Zie: Huw. en begr. reg., Weesboek enz. Gem. Archief Schiedam (medegedeeld door den archivaris ald.); F. Kuyper, Filos. en historiaal bewijs dat er duyvelen zijn, II (1678), 4, 24, 37; Naamlijst der doopsgezinde schrijveren (1745), 101; Catalogus van de bibliotheek der Vereenigde Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam II (1888), 243; A.J. van der Aa, Nieuw bio-