[Steenwijk, Hendrik van]
STEENWIJK (Hendrik van), schilder, werd geb. vermoedelijk omstr. 1580 te Frankfort a.M. en is overleden te Londen (?) omstr. 1649. Hij was de zoon van Hendrik van Steenwijk, den kerkschilder, en diens leerling. Hij werkte te Antwerpen, in den Haag en in Frankfort; in 1617 in Londen, waar Karel I hem tal van opdrachten gaf en hem ook schijnt gebruikt te hebben voor het ontwerpen van tal van bouwwerken. Het is niet geheel zeker of met Susanna Gaspoel, die architectuurschilderes wordt genoemd, en op 17 Nov. 1649 als weduwe van den schilder Hendrik van Steenwych te Leiden voorkomt, de vrouw van onzen schilder wordt bedoeld. H.v.S. schilderde, evenals zijn vader, kerkinterieurs met verschillende belichtingseffecten. De figuren in zijn schilderijen werden gemaakt door Jan Brueghel, Theod. van Thulden, Stalbemt, C. van Poelenburgh e.a. en op zijn beurt schilderde v.S. de architectonische achtergronden op schilderijen van D. Mijtens, Corn. van Ceulen, P. van Somer en A. van Dyck. Naar hem maakten o.a. prenten: J. Coelemans, C. Bschor, N. van der Meer, E. Basan, Heina, Caquet.
Zijn geschilderd zelfportret in de veiling Heberle, 10-11 Maart 1903 te Keulen, no. 104, coll. Graf v. Herzberg; een door van Dyck (?) geschilderd portret in de Galerie Hoschek te Praag; gegraveerde portretten, door P. Pontius naar A. van Dyck, door J. Ladmiral in van Mander's Schilderboeck (uitg. 1764, I, 330), door Dujardin, en in Sandrart, Teutsche Academie I, 248.
Zie: A. von Wurzbach, Niederländisches Künstlerlexikon I (1906), 659.
J.M. Blok