heeft een onbekende hem aangeduid als een ‘krachtig, schoon vreemdsoortig prediker’, en gezegd dat hij geplaatst in het licht van zijn tijd ‘het wonder zijner eeuw’ zou kunnen genoemd worden. ‘Toch’, ging deze voort, ‘valt het te verbazen dat ondanks het vele zonderlinge in zijn predicatiën nu nog velen hetzelfde voor hem gevoelen als vóór twee eeuwen’. Kromsigt noemt hem in één adem met Wilhelmus Schortinghuis (zie dl. V, kol. 697-700), Jacobus Koelman (zie dl. V, kol. 301-303), Wilhelmus à Brakel (zie dl. IV, kol. 281-283), Abraham Hellenbroek (zie dl. VII, kol. 546), Johannes Verschuir (zie dl. V, kol. 1007-1010), e.a.
Hij studeerde te Utrecht, ook onder Herman Witsius (zie dl. III, kol. 1445-48), werd in 1687 proponent, in 1689 predikant te Borsele, in 1692 te Goes, in 1695 te Middelburg; emeritus in 1735. Hij is ongehuwd overleden. Vele bijzonderheden uit zijn leven vindt men in de literatuur, hier beneden opgegeven.
Van zijn uitgegeven preeken is het meest bekend de bundel: Het gekrookte riet in 145 predikaetsien over Matth. 12:20 v. ('s Gravenh. 1744; Amst. 1768; nieuwe onveranderde uitgave Nijk. 1856; Gork. 1928). Voorts zijn veel verbreid de volgende verzamelingen (de volledige titels enz. zoeke men in de opgegeven literatuur). Zes uitmuntende praktikale leerredenen ('s Gravenh. 1740; Amst. z.j.); Acht.... over versch. pl. d.O. Ts. als Hoogl. 1: 2a, 3b., 4a, 4b., Ez. 34:31; Spr. 33:26a., Jes. 55:2b., Jes. 61:8b. (Harderw. 1909, herdr. 1917); Des Christens heil en cieraat, voorgesteld in 45 predikaetsies over Phil. 4:7, Col. 1:22, met een voorrede van (zijn opvolger) A.W. de Beveren (zie dl. III, kol. 105) ('s Gravenh. 1740; 4e dr. Amst. 1744; herdr. Amst. 1855; nieuwe onverand. uitg. Nijk. 1858); Des Christens eenige troost in leven en sterven, of verklaring over den Heidelb. Catechismus in 52 predicaties. benevens 5 belijdenispredicaties (1ste uitg. 1747; 5de uitg. Amst. 1780; voorts: Rott. 1855; onverand. uitg. volgens die van 1747: Leid. 1887-88; Kamp. 1917) (zie Schotel, a.w.); Kort begrip der christel. religie...., tot onderwijzinge van min geoefende en nogtans heilbegeerige zielen, die zich willen begeven tot des Heeren H. Avondmaal (Amst. 1760; Rott. 1839; 3e dr. Nijk. 1858); Keurstoffen of verzam. v. 50 uitm. pred..... met een voorrede van J. van Diesbach (zie dl. VIII, kol. 394 en
de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. v. Protest. Godgel. in Ned. II, 484 v.) (Amst. 1765; nieuwe uitg. 2de dr. Nijk. 1858; 6de dr. Leid. 1921); Een woord op zijn tijdt in 89 predicaties, twee deelen ('s Gravenh. 1744; Amst. 1761; herdr. onder gewijzigden titel met een voorrede van C. van Velsen, nieuwe onverand. uitg. Nijk. 1857-58, drie deelen); Eenige verscheyde pred. opgeschreven door L.D. Camps 1704 (Amst. 1876-77; 2de goedk. uitg. 1878; Leid. 1887), en verscheidene dergelijke uitgaven (zie vooral Brinkman's Catalogus van boeken enz. (1850-82), 1085 v.).
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 376-379; Kobus en de Rivecourt, Biogr. handwoordenboek II (Zutphen 1870), 902; P. de la Rue, Geletterd Zeeland.... (Midd. 1734), 422 vv.; P. de Vriese, Historisch verhaal van het leven en sterven van B. Smitegelt (Midd. 1739); J. de Waal, Twee voorlezingen over de catechismuspredikaatsien van Smijtegelt; J. Hartog, Gesch. v.d. predikkunde en de Evg. prediking in de Prot. Kerk in Ned. (Amst. 1865), 101; G.D.J. Schotel, Gesch. v.d. Heidelb. Catechismus