wet voor ons land. In denzelfden geest uitte hij zich in zijn ‘Lectiones publicae’. Op zijn ‘collegia privata’ onderwees hij de auctores classici, maar ook het Grieksch van het Nieuwe Testament. Aan zijn uitgave: Lectiones Andocideae (Ultraj. 1804) voegde hij toe de onuitgegeven: Animadversiones L.C. Valkenarii et J. Luzacii, een van groote geleerdheid getuigende studie. Voor een beroep naar Franeker bedankte hij. De door Luzac onvoltooide Lectiones Atticae heeft hij uitgegeven. Zijn arbeid aan een nieuwe uitgave van Demosthenes' redevoeringen bleef door zijn vroegtijdigen dood achterwege. De rede waarmede hij 15 Oct. 1810 het rectoraat aanvaardde,
De Graecis Latinisque litteris non sine ingenti humanitatis jactura negligendis, richtte zich tegen degenen, die de kennis van het Grieksch voor juristen overbodig achtten. De bibliotheek van het athenaeum te Deventer bewaart èn in handschrift èn in afschrift (door zijn zoon Dr. J.G. Sluiter) zijn laatste werk: de warm gestelde, vaderlandlievende Oratiuncula, waarin hij na de bevrijding van het fransche juk de studenten opwekte om door ernstige toewijding mede te werken aan den bloei van de toen gelukkig aan den ondergang ontkomen Illustre School. Hermanus Henricus Sluiter was zijn zoon (zie boven).
Zie: C. Fransen van Eck en P. Bosscha, Het tweede eeuwfeest van het Athenaeum illustre te Deventer (Deventer 1830); J.C. van Slee, De illustre school te Deventer, 1630 -1878 ('s Gravenhage 1916), 135 v.; Redevoering van C. Fransen van Eck uitgespr. 15 Febr. 1815 in Kunst en Letterbode (1815) II, 228-243; Handelingen v.d. Maatsch. d. Ned. letterkunde (1815), 18; Kobus en de Rivecourt, Biogr. Handwoordenboek II (Zutphen 1870), 893.
Knipscheer