[Sinapius, Daniël]
SINAPIUS (Daniël), of Mostaard, geb. te Amsterdam omstr. 1589, overl. te Leiden 22 Oct. 1638. Daniël Mostaard was zijn vader. In hoever Christianus Sinapius (dl. III, kol. 1179) met hem verwant zou kunnen zijn, is niet bekend. Hij studeerde te Harderwijk en te Leiden in de wijsbegeerte en de godgeleerdheid. Te Leiden werd hij doctor philosophiae, waarna hij nog in het buitenland studeerde. Toen hij hierna Antonius Thysius (dl. V, kol. 923) in 1618 en 19 tijdelijk als hoogleeraar in de godgeleerdheid had vervangen, terwijl deze naar de Nationale Synode te Dordrecht was afgevaardigd, gaf de wijze, waarop hij die taak vervuld had aanleiding tot zijn benoeming tot subregent van het Statencollegie te Leiden als opvolger van den ontslagen Caspar Barlaeus (dl. II, kol. 67-70). Hieraan was een tractement van ƒ 800 's jaars verbonden. Een spotvogel zeide, dat het collegie toch wel heel weelderig leefde, nu er alleen aan ‘mosterd’ zooveel geld uitgegeven werd. Dus, zeide een ander, werden de jongelui wel wat al te rijkelijk gevoed.
In 1635 werd hij buitengewoon hoogleeraar in de zedekunde. Hij schreef: Dissertationes ethicae (Lugd. Bat. 1645). Hierin is ook opgenomen een uittreksel van de door Marcus Zuerius Boxhorn (dl. VI, kol. 178-180) over hem uitgesproken lijkrede.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 360 v.; Kobus en de Rivecourt, Biographisch handwoordenboek II (Zutphen 1870), 881; M. Siegenbeek, Gesch. der leidsche hoogeschool (Leid. 1829-32) I, 112 v., 149; II (toevoegselen en bijl.), 120 v.; Archief voor kerkgesch. VII (1836), 5; IV (1844), 176; XX (1927), 259; A.C. Duker, Gisbertus Voetius I (Leid. 1897), 293, aant. 1; G. Brandt, Historie der Reformatie III (Rott. 1704), 848; Reitsma en van Veen, Acta III, 328; G.P. van Itterzon, Franciscus Gomarus ('s Gravenh. 1930), 4, aant. 1 [D. Mostart, 1599]; G.D.J. Schotel, Kerkelijk Dordrecht