[Schijvliet, Hendrik Cornelis Gerardus]
SCHIJVLIET (Hendrik Cornelis Gerardus), geb. in 1826 te Amersfoort, overl. in 1901, bezocht het gymnasium van zijn geboorteplaats, liet zich 11 Sept. 1843 inschrijven als student aan de hoogeschool te Utrecht, behoorde er tot de oprichters van het ‘piëtistisch’ gescholden gezelschap Secor Dabar en werd predikant te Bennekom (1849-58). Daar verzocht hij da Costa 8 Aug. 1852 een bijbellezing in zijn kerk te houden. Aan het amsterdamsche eindprotest omtrent de beroeping van Dr. Meyboom betuigde hij in 1854 adhaesie. Vervolgens was hij verbonden aan de gemeenten Nunspeet (1858-60), Loosduinen (1860-62), Hilversum (1862-64), en Utrecht (1864-83), waar ook zijn zwager D. Gildemeester stond. Hier was hij de man naar het hart van een betrekkelijk kleinen kring mystieken. Hij bewoog zich weinig in het dagelijksch leven. Op 10 Nov. 1867 bevestigde hij Dr. A. Kuyper in de Domkerk. Bij de kerkvisitatie te Utrecht in 1867 brak hij openlijk met de kerkelijke reglementen. Van hem verscheen: Opwekkingsrede tot erkentenis van het Godsbestuur in de gebeurtenissen dezer dagen (Utr. 1853); De heerlijkheid van Christus geen verdichtsel. Afscheidspreek te Bennekom 9 Mei 1858 (Utr. 1858); Neerland's verlossing, Gods werk. Toespraak ter gedachtenis van 1 April 1572, gehouden 1 Apr. 1872 in een vroegbeurt te Utrecht (Utr.