raad, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. in Ned. I (1903), 554 v.) in zijn: Het bloedigh tooneel der Doops-gesinde, en weereloose Christenen (Dordr. 1669; herdr. in 1685), aldaar dl. II, blz. 287. Van Bracht verwijst hier naar het ‘liedeken van Jan Schut’ dat voorkomt in: Een lietboexken, tracterende van den Offer des Heeren, no. 25, welk boekje is herdrukt in Bibliotheca Reformatoria Neerlandica II ('s Gravenh. 1904), en toegelicht door S. Cramer, blz. 18, 490, 611-614.
Rutger Schutte (die volgt) noemde zich een nakomeling van hem.
Zie: F. Pijper, Martelaarsboeken ('s Gravenh. 1924), 78; Bekentenisse des gheloofs.... martelaarsboek der ‘Mennisten’ (Haarl. 1632), 349 v.; G.D.J. Schotel, Kerkelijk Dordrecht II (Utr. 1845), 353; R. Schutte, Bundel van plegtige leerredenen (Amst. 1772), 283; Catalogus.... van de bibliotheek der Ver. Doopsgz. gem. te Amsterdam (Amst. 1919), 14-16.
Knipscheer