dl. V, kol. 949-951) heeft hij dezen tijdelijk vervangen als hoogleeraar in het Grieksch; ook in 1791, nadat Cornelis Willem de Rhoer (zie dl. V, kol. 597 v.) was ontheven van het onderwijs in deze taal, was hem de geheele waarneming van dezen arbeid opgedragen. Zijn bekwaamheid ook op dit terrein had hij getoond door zijn aandeel in de verbeteringen van de nieuwe uitgave van het langen tijd op de scholen veel gebruikte werk van Johannes Christophorus Struchtmeijer: Rudimenta linguae Graecae (Zutph. 1784), van het werk van Johannes Daniël van Lennep (zie dl. I, kol. 1271 v.): Etymologicum linguae graecae.... 2 vol. (Traj. ad Rhen. 1790), van dat van Lodewijk Caspar Valckenaer (zie dl. I, kol. 1514-1516): Observationes academicae....., tegelijk met dat van J.D. van Lennep: Praelectiones academicae de analogia linguae Graecae.... (Traj. ad Rhen. 1790) (zie vooral dl. I, kol. 1272). Nadat op 12 Aug. 1793 te Leiden Hendrik Albert Schultens (zie dl. V, kol. 711-713, B. Glasius, Godgeleerd Nederland III, 's Hert. 1856, 322-328) was overleden, werd Scheidius tot zijn opvolger benoemd. Op 19 Oct. 1793 hield hij aldaar zijn Oratio de eo quod Schultensii post immortalia erga literas orientales merita posteris agendum reliquerint (Lugd. Bat. 1794). Wellicht heeft hij zijn krachten overschat met toen nog de turksche taal te leeren ten einde de brieven te kunnen vertalen, door barbarijsche vorsten aan 's lands hooge regeering gericht; hij stierf reeds in 1794. Van zijn talrijke overige geschriften noemen wij alleen nog zijn Hebreeuwsch Woordenboek, door hem tot de letter N. bewerkt, en verder door Johannes Jacob Groenewoud (zie dl. VI, kol. 639) voltooid en uitgegeven (Lugd. Bat. 1810); Het boek Genesis met de gewone Nederlandsche vertaling,
met bijgevoegde aanteekeningen opgehelderd, no. 1 en 2 (Haarl. 1787 en 90) en zijn aanteekeningen in het eerste deel van W. Green, Dichtstukken van het Oude Testament.... (Utr. 1787).
Zijn door een onbekende geschilderd portret is in de universiteit te Leiden; een pastel door een onbekende in het bezit van E.G.C. Scheidius te Arnhem; L. Springer graveerde zijn portret. Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 285-288; Kobus en de Rivecourt, Biogr. handwoordenboek II (Zutph. 1870), 797 v.; C. Sepp, Bibliotheek van Nederlandsche kerkgeschiedschrijvers (Leid. 1886), 317 [Godgeleerde Bijdragen 1852]; E.A. van Beresteyn, Repertorium van gedrukte genealogieën.... (Haarl. 1933), 178; H. Bouman, Gesch. van de voormalige Geldersche hoogeschool, twee deelen (Utr. 1844-47), II, 234, 307, 318, 402, 417, 482, 630; Kerkelijk Handboek (1903), Bijl., 150, 161; Bibliotheca theologica et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 795 (no. 790).
Knipscheer