nis van het Unitarisme. Het bevat een uitgebreide lijst van anti-trinitariërs, deelt in korte woorden de voornaamste data uit hun leven mede en somt met een volledigheid, die in vele gevallen niets te wenschen overlaat, hun geschriften op. Zeker heeft hij meer personen tot de anti-trinitarlers gerekend dan hij had mogen doen, o.a. Curcellaeus’ (zie dl. II, kol. 357 v.). ‘Een groot bezwaar is dit echter niet, daar de kritiek gemakkelijk zulke theologen van de overigen kan afzonderen. De schrijver had zijn werk al omstreeks 1670 opgesteld, maar het is eerst na zijn dood uitgegeven door Benedictus Wiszowaty, die de bruikbaarheid er van verhoogde door aan het einde nog eenige verhandelingen van bekende Socinianen
te doen afdrukken’. Verder heeft Sandius polemiek gevoerd met Andreas Wiszowaty, den vader van Benedictus, in hoofdzaak de Christologie betreffende. In zijn: Nucleus historiae ecclesiasticae: cui praefixus est tractatus de veteribus scriptoribus ecclesiasticis (‘Cosmopoli’ [=Amst.] 1668) heeft Sandius een duidelijke voorkeur voor het Arianisme aan den dag gelegd, gelijk hij ook later de praeëxistentie van den Zoon verdedigde in: Contra Andreae Wissowatii objectiones, de Filio Dei ante mundum creato, post incarnato (1673). De tegenwerpingen van zijn tegenstander konden hem niet overtuigen; hij ging steeds verder, en toen hij stierf was hij volgens zijn eigen getuigenis een Arminiaan. Had hij korter of langer tijd nog afwijkende gevoelens gekoesterd over den Heiligen Geest en het voortbestaan der ziel, juist dit eclectische in hem bewijst dat onder de Socinianen een richting voorkwam die meer toenadering wilde, vooral tot de Remonstranten, dan de catechismus nog veroorloofde. Voorts schreef hij: Historia ecclesiastica, seu historia Arianorum.... (Amst. 1676); Centuria epigrammatum (Amst. 1669); Interpretationes paradoxae quatuor Evangeliorum.... (Amst. 1670); Tractatus de origine animae (Amst. 1671); Notae et animadversiones in Gerardi Johannis Vossii libros tres de historicis latinis (Amst. 1677); Confession de foy de Dieu le Père, du Fils et du Saint Esprit.... (Leyd. 1678); Scriptura S. Trinitatis revelatrix (Goudae 1678); Problema paradoxum de Spiritu Sancto.... (Rott. 1678); Epistola ad Christophorum Wittichium.... (Amst. z.j.); Appendix addendorum,
confirmandorum et emendandorum ad Nucleum historiae ecclesiasticae (Amst. 1678); Catalogi patriarcharum et episcoporum.... achter Slavonia reformata door A. Wengerscius. In handschrift liet hij nog verschene werken na.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 258-260, 686; Kobus en de Rivecourt, Biogr. handwoordenboek II (Zutph. 1870), 771 v.; Bibliotheca theologica et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 548 v.; W.J. Kühler,Het socinianisme in Nederland (Leid. 1912), 216 v.; G. Arnold, Unpartheyische Kirchen und Ketzer-historien.... Schaffh. 1740-42, I. 565.
Knipscheer