[Rijk, Gerard Johan de]
RIJK (Gerard Johan de), geb. te Duisburg (Rijnprovincie) 11 Apr. 1795, overl. aldaar 2 Mei 1875, verhuisde omstreeks 1815 naar Reuver bij Tegelen en zette daar een steenfabriek op, terwijl hij ook scheepsreeder was.
Hij werd na de hereeniging van oostelijk Limburg met Nederland 30 Sept. 1841 benoemd tot lid der Provinciale staten van Limburg voor de eigenerfden van het district Kessel.
Op 30 Nov. 1848 werd hij na de verandering, gevolg van de herziening der Grondwet, in het kiesdistrict Venlo tot candidaat voor de Eerste Kamer gekozen. Uit de candidaten werd hij 11 Jan. 1849 door den Koning tot lid benoemd. Hoewel hij de benoeming aannam en zijn geloofsbrieven onmiddellijk na de verkiezing inzond, aarzelde hij lang eer hij de voorgeschreven eeden aflegde met het oog op de beweging in Limburg voor aansluiting bij Duitschland; maar toen die beweging zich geheel had neergelegd, legde hij de eeden af en nam hij 20 Dec. 1849 zitting.
Toen de keuze der Eerste Kamerleden aan de Provinciale staten gekomen was, verzocht hij voor de verkiezing van Eerste-Kamerleden op 25 Sept. 1850 niet meer in aanmerking te komen en werd hij dus niet herkozen. Later heeft hij zich niet meer met de publieke zaak ingelaten.
Hij huwde Theodora Maria de Koning, geb. 10 Sept. 1800, overl. 24 Febr. 1878, bij wie hij 5 zonen en 2 dochters had. Zijn zoon Ludovic. Petr. Guil. Hub. volgt kol. 861.
Ramaer