[Royaards, Hermannus]
ROYAARDS (Hermannus), geb. te Zaltbommel 7 April 1753, overl. te Utrecht 15 Jan. 1825. Zijn ouders waren Albertus Royaards (zie dl. V, kol. 616-621) en Godefrida Geertruid van Coeverden; hij is te Middelburg in 1783 gehuwd met jonkvr. Johanna Henriette Schorer (overl. in 1813). Herman Johan Royaards (zie dl. V, kol. 616-621) was zijn zoon; Joost Gerard Kist (zie dl. IX, kol. 518 v.) zijn zwager. Hij studeerde te Utrecht, eerst met het doel om arts te worden evenals zijn vader, doch weldra in de godgeleerdheid. Hij verdedigde hier: Specimen philologico-criticum de emendandis plurimis veterum scriptorum graecorum locis, ubi et de hecatombis Homerique oceano. Vier verhandelingen van hem zijn opgenomen in de werken van het academisch gezelschap ‘Tandem fit surculus arbor’. In 1777 werd hij proponent, in 1778 predikant te Scherpenzeel, in Maart 1780 te Elburg, in Dec. 1780 te Alkmaar, in 1782 te Middelburg, in 1785 te 's Gravenhage, in 1788 hoogleeraar in de godgeleerdheid te Utrecht. Zijn inaugureele rede heet: Oratio pro ordinis ratione, qua Deusin patefacienda religione usus sit. Voor zijn leerlingen stelde hij op: Theologia Christiana en Uitlegkundig dogmatisch woordenboek des Nieuwen Testaments. Hij gaf in druk: Diatribe de divinitate Jesu Christi vera, twee deelen (Ultraj. 1791 en 92); Bedenkingen over een algemeen grondbeginsel, waaruit alle de voorschriften van het natuurlijk regt kunnen worden afgeleid in Verhandelingen van het Zeeuwsche Genootschap der wetenschappen te Vlissingen XIII (1786), 345; Oratio de doctrina Christi (Ultraj. 1792); Verhandeling over den waren aard van Jezus' koninkrijk (Ultraj. 1799); Oratio de Guil. Emmery de Perponcher
(overl. 25 Juni 1819), habita 23 Maart 1820 in Annales Rheno- Traj. (1819-20) (zie dl. II, kol. 1085), en enkele verspreide redevoeringen en verhandelingen. Hij was praeadviseerend lid van de eerste synode der Nederlandsche Hervormde Kerk in 1816 en verkreeg zijn emeritaat in 1823. Zijn zoon H.J. Royaards schreef: Leerrede over 2 Cor. 5:1, uitgesproken na het afsterven van wijlen den hoogleeraar H. Rooyaards (Utr. 1825), D.H. Wildschut: Memoria Hermanni Royaards (Amst. 1836), met portret.
Zijn portret verscheen als prent door L. Springer en door een onbekende.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 215-220; Kerkelijk Handboek 1903), Bijl., 125, 155; (1907), Bijl., 119; (1908), Bijl., 100; (1909), Bijl., 139; H.J. Olthuis,