[Rietveld, Petrus]
RIETVELD (Petrus), geb. te Amsterdam 31 Juli 1739, overl. te Leiden 22 Juni 1784. Hij werd predikant te Zuiderwoude in 1763, te Zwolle in 1766 ('67?) en te Delft in 1767. Benoemd tot hoogleeraar te Leiden hield hij zijn inaugureele rede op 7 Mei 1781: Oratio de dono diversarum linguarum in primos Christum profitentes divinitus collato, eoque gravissimo pro veritate religionis Christianae argumento (vertaald: Over de gave van onderscheidene talen, aan de eerste belijders van het Christendom door God medegedeeld, beschouwd als een zeer bondig bewijs voor de waarheid van den Christelijken godsdienst). Voorts schreef hij: Het einde des gerichts, voorgesteld in eene verhandeling over Habakuk II: 3, 4 (Delft 1779), en Afscheidsreden van Delft over Rom. 16:25-27 (Delft 1781).
Zijn portret is geschilderd door N. Reyers en in prent gebracht door L. Springer.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 178, 682; M. Siegenbeek, Gesch. der leidsche hoogeschool I (Leid. 1829), 317, 319; II (Leid.1832), Bijl. en toev., 225; R. Arrenberg, Naamregister van nederd. boeken tot 1787, 440; J.W. te Water (vgl. dl. IV, kol. 1439), Narratio de rebus academiae Lugd. Bat.... (L.B. 1802), 236; Kerkelijk Handboek (1907), Bijl., 110; (1908), Bijl., 154; (1914), Bijl., 158; Archief voor kerkel. gesch. IV (1833), 260; IX (1838), 491 (zijn handteekening op bijgevoegde plaat III), 497; Kobus en de Rivecourt, Biographisch handwoordenboek II (Zutph. 1870), 674 v.
Knipscheer