probationum materia tractatus inauguralis (Bas. 1613). Begin 1614 vestigde hij zich als advocaat te Leeuwarden en gaf in het licht: Propositie by ende aan denghenen, die voor magistraat der steede Leeuwarden met ghewelt willen worden erkent nopende de verschillenende quaestiën tusschen de ghemeene burgerschap ghevallen, gevolgd door een anoniem geschrift over dezelfde zaak: Exulans Leovardia anno ab urbe turbata quincto (1615). Op 5 Nov. 1618 werd hij geïnstalleerd als hoogleeraar aan de hoogeschool te Franeker, waar hij aan zijn onderwijs in de geschiedenis, dat in de politica verbond, blijkens zijn auteurschap van een Dissertatio politica (quae fuit lectio in C. Corn. Tacitum XIII) super illustri sententia, quae L.I. Annal. extat: donec Augustus cuncta discordiis civilibus fessa nomine principis sub imperium accepit (Fran. 1619). Als prof. in de welsprekendheid herdacht hij in 1620 den stadhouder Willem Lodewijk. Uit eigen beweging, doch niet zonder goedkeuring der overheid, begon hij sedert 1626 het romeinsche recht te onderwijzen, dat de stof bood voor de Disputationes ad selectiora Institutionum imperalium loca dubia (Fran. 1632). Hij maakte zich echter door het geven van colleges over vakken buiten zijn aanstelling, zeer onbemind bij sommige leden van den Senaat. Het onderwijs in de
rechten baande hem den weg tot den gewonen leerstoel, dien hij 29 Juni 1636 innam met een rede De origine, progressu et dignitate Jurisprudentiae Romanae. Door de zorg van R. Meijer, een zijner vrienden, verscheen als Rhala's opus posthumum: Topica methodice tradita, succincte et dilucide explicata, exemplis ex omni antiquitate maxime vero ex jure depromtis illustrata (Fran. 1641). Zijn inaugureele oratie is daaraan toegevoegd. Een latijnsch lofvers van hem vindt men vóór de Epigrammen van Hero van Inthiema (Leov. 1619), 498; een inschrijving in het album amicorum van Rombertus van Ockama, advocaat te Leeuwarden.
Zijn geschilderd portret door een onbekend kunstenaar is in het stadhuis te Franeker, een ander schilderij, eveneens van een onbekende, was in de verz. jhr. Sminia te Bergum. Een prent door J.H. v.d. Heyden.
Zie: W.B.S. Boeles, Friesland's hoogeschool II, 108 (met portret en literatuur); mijn Paden fen Fryslân (Boalsert 1932) I, 180, 210.
Wumkes