van een schilderij door Rem en Jacob van Nieulandt dd. 29 Mei 1614 voor not. Jac. Westfrisius te Amsterdam, terwijl Rem op 8 Nov. 1619 met Davidt Colijn als comparant genoemd wordt bij een acte van koop van schilderijen door den schoolmeester Jan Coutereels.
Op 7 Nov. 1602 verkreeg Rem van de Staten- Generaal voor 5 jaar octrooi om te mogen drukken en verkoopen een prent voorstellend ‘De aencompste van des vyandts gallyen ende toe deselve overseylt ende gestrandt zijn’ en een octrooi voor 4 jaar om in koper te mogen snijden ‘De victorie die Godt den lande gelieft heeft te verleenen tegen des vijants galleyen voor het Gat van Sluys’. De eerste prent wordt vermeld in den Atlas van Stolk no. 1141 met het opschrift ‘Typus octo longarum navium. Anno MVIcII. Ab Hispaniae rege missarum ad Oceanum Belgicum infestandum, Quarum navium quatuor Anglorum atque Hollandorum virtute conquassatae sunt et submersae: ceterae naufragio periere’, ondert. Joh. Remius inventor Andoverpianus (Muller, Historieprenten 1198b beschrijft een dergelijke prent met adres van Willem Jansz. Blaeu), terwijl men de tweede vindt in den Atlas van Stolk no. 1145 (Muller, 1190a en 1195a). Op 21 April 1603 verkreeg Rem van de Staten-Generaal ƒ 100 voor de eerste prent, op 27 Dec. 1603 Gerrit Rijckelsma van hetzelfde college een bedrag van ƒ 150 ‘voor de caerte die hij door Mr. Hans Rem heeft doen snijden van den Waterslach in 1602 voor het Gat van Sluys tusschen onse schepen van oorloge ende des vyants galijen geschiet’.
Op goede gronden schrijft J.Ph. van der Kellen Dzn. aan Rem eveneens toe het ‘Gezicht op Amsterdam’ (in 4 bl.), waarvan het eenig bekend exemplaar in 1898 door het Rijks- prentenkabinet was aangekocht en door den toenmaligen directeur op naam van John Saenredam was gesteld. De prent, gedateerd 1606 en uitgegeven door Blaeu, vertoont dezelfde graveerwijze als de beide genoemde prenten en is bekend door een fraaie facsimile-uitgaaf (gerepr. o.a. in Afbeeldingen naar belangrijke prenten en teekeningen in 's Rijks Prentenkabinet, uitg. onder leiding van J.Ph. van der Kellen Dzn., Amsterdam 1908).
Van Rem's werkzaamheden als schilder is niets bekend. Op 11 Maart 1620 verklaarde Hans Rem, mr. schilder, burger van Amsterdam, oud 53 jaar, ten verzoeke van Gerrit Jorisz. van Gelder, thans te Bremen, dat deze Gerrit eenige jaren geleden als jongen vijf jaar lang bij hem als leerling had gediend. Op 29 April van hetzelfde jaar werd het testament van Rem te Amsterdam verleden (bij welken notaris?).
Zie: Protocol notaris L. Heylinck (gem. Archief Amsterdam), 53, 196; 53, 436; 53, 598; 55, 147; 55, 338-340; 56, 338 enz.; De liggeren.... der Antwerpsche St. Lucas Gilde, bew. door Ph. Rombouts en Th. van Lerius I, i.v.; Dodt van Flensburg, Archief voor kerkel. en wereldl. geschiedenissen IV, 108, 110; Navorscher (1871), 510, 511; Obreen's Archief II, 274; W. Eekhoff, De stedelijke kunstverzameling van Leeuwarden (1875), 303; Kramm V, 1346; Oud-Holland (1885), 45, 46; J.Ph. van der Kellen Dzn., Een groot ‘Gezicht op Amsterdam’ gegraveerd door Hans Rem in Bulletin van den Oudheidkundigen Bond, 2e serie, 3e jg. (1910), 162; R.W.P. de Vries, Amsterdamsche stadsgezichten (1913), 13; Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon II, 454 (i.v. Remius), III, 134 (i.v. Rem.); Bredius, Künstler-Inventare, IV, 1146; VI, 2050, 2172; Oud en nieuw Amster-