[Peelen, Jan]
PEELEN (Jan), geb. te Zuylen 4 Oct. 1825, overl. te Oberlahnstein (Rijnprovincie) 14 Mei 1903, was de zoon van Jan Peelen en Maria Geertruida Gilhuys. Hij kwam vrij jong in de leer op de fabriek van Paul van Vlissingen (dl. VII, kol. 1273) en Dudok van Heel te Amsterdam. Hij doorliep daar alle stadiën en voerde sedert 1850 de meeste bestellingen, die de firma uit het buitenland kreeg, uit, o.a. in Engeland en Italië. Hij was sedert 1856 werkzaam als ingenieur van de Nederlandsche suikerraffinaderij te Amsterdam, maar keerde in 1858 weder terug tot van Vlissingen en van Heel, ten einde voor hen een ijzergieterij en -pletterij te Caïro te stichten en in bedrijf te brengen in opdracht van den khedive van Egypte.
In Juni van dat jaar kwam de fabriek in werking. Niet lang daarna kwam een bevel van den khedive om alle koperen stoomleidingen uit de fabriek te nemen, daar die gebruikt moesten worden bij den bouw van een oorlogschip. Hij was hierover zoo geërgerd, dat hij ontslag als directeur der fabriek nam. De firma van Vlissingen en van Heel droeg hem toen de bestelling en het inzetten van 22 sluisdeuren in den grooten stuwdam in de Nijl bij Assoean op. Dit werk werd weder niet naar zijn zin uitgevoerd, zoodat hij ontslag nam en in Juni 1861 naar Nederland terugreisde. Onderweg bereikte hem de aanvraag van P. Holtzman en de Bruyn om te zamen de bovengenoemde suikerraffinaderij aan te koopen en geheel te vernieuwen. De fabriek werd Hollandsche suikerraffinaderij genoemd en kwam onder hem als technisch directeur, J. Ferman als raffinadeur en Holtzman als koopman. Hij en zijn mededirecteuren hebben haar tot bloei gebracht en in 1892 nam hij als directeur ontslag. Hij verhuisde toen naar 's Gravenhage en in 1895 naar Oberlahnstein.
Hij huwde 20 Mei 1858 Anna Hendrika Knoops, geb. 12 Apr. 1830, overl. 31 Oct. 1885, bij wie hij een zoon en 2 jong gestorven dochters had.
Ramaer