[Pauw, Dr. Adriaen (1)]
PAUW (Dr. Adriaen) (1), geb. te Amsterdam 1 Nov. 1585, overl. te 's Gravenhage 21 Febr. 1653 en begraven te Heemstede, zoon van Reynier (2) (dl. IX, kol. 769) en van Cornelia Michielsdr. de Lange.
Hij was eerst koopman te Amsterdam, wonende op den Dam, en werd in 1611, het jaar van den ‘ommekeer’, die Amsterdam eenige jaren aan de ‘nationale volkspartij’ overleverde, pensionaris van de stad, waar zijn vader Reynier P. toen burgemeester was, welk ambt hij, na den val van de nationale volkspartij eerst in 1627 opgaf voor een hooger en beter bezoldigd, dat van raad en rekenmeester der domeinen van Holland en West-Friesland, waardoor hij zich in den Haag vestigde. Zijn eerste diplomatieke werkzaamheid valt in de periode van zijn pensionarisschap. Hij maakt namelijk van 22 Mei tot 7 Aug. 1618 met Floris van Pallandt, graaf van Culemborch, Johan Berck e.a., deel uit van een missie naar het hof van Christiaan IV van Denemarken en Noorwegen, alsmede bij verschillende duitsche vorsten en de Hanzesteden. Daarna volgt de extra-ordinaire zending, met Aerssens e.a., naar het hof van Lodewijk XIII van Frankrijk in 1621, en die met van Essen e.a. naar hetzelfde hof in 1624, alsmede die met van Randwijck naar het engelsche hof in 1627. In 1631 wordt Adriaen P. raadpensionaris en grootzegelbewaarder van Holland en West-Friesland, welk hooge staatsambt hij na afloop van zijn eersten termijn van 5 jaar in 1636 neerlegde ten gevolge van de teleurstelling, die zijn diplomatieke zending, met Johan de Knuyt, naar het hof van Lodewijk XIII in 1634 hem baarde, welke hoogstbelangrijke missie door toedoen van den stadhouder Frederik Hendrik tot 1636 werd gerekt. Ook dit aftreden bood Pauw echter weer gelegenheid tot een nieuwen stap naar boven. Hij liet zich namelijk benoemen tot Eersten en presideerenden raad- en rekenmeester der domeinen van Holland, welk ambt hij verder tot 1652 bekleedde. Het hoogtepunt van Adriaen's politieke en maatschappelijke loopbaan valt, in tegenstelling met die van zijn vader, den stoeren Calvinist, in het latere deel zijns levens. Als leider van de partij der staatsgezinden werd hij machtiger, toen de quasi-monarchale
macht, die Frederik Hendrik gedurende vele jaren uitoefende, door diens slechteren gezondheidstoestand verslapte. Pauw werd dus met Johan de Knuyt de voornaamste plenipotentiaris naar de vredesonderhandelingen, die in 1646 te Munster begonnen, en een van de groote bewerkers van dien vrede. In 1651 werd hij daarna, reeds op het einde van zijn leven, nog eens raadpensionaris. Zijn laatste diplomatieke missies zijn die als ambassadeur extra-ordinaris, met Joachimi, naar Karel I in 1649 en die naar het parlement van de engelsche republiek in 1652.
Hij behoorde - in tegenstelling tot zijn naar zeden en levenswijze nog zoo eenvoudigen vader - naar stand en levenswijze reeds geheel tot den quasiadellijken stand, werd door aankoop heer van Heemstede, Bennebroek, Nieuwerkerk, Zuid-Schalkwijk, Hoogersmilde, Rietwijk, Rietwijkeroord en Oosterwijk, was dus groot-grondbezitter en kasteelheer, vooral door den uitbouw van zijn prachtig slot te Heemstede. Jacobus I van Engeland benoemde hem reeds in Oct. 1613 tot eques auratus, gulden ridder, de fransche koning in 1624 tot ridder in de orde van St. Michel. Dat hij bewind-