[Parson, Petrus]
PARSON (Petrus), geb. te Amsterdam 11 Maart 1803, overl. te Steenwijk 13 Maart 1878, liet zich in 1820 inschrijven als student aan het athenaeum te Amsterdam, werd aldaar candidaat in de letteren, studeerde daarna in de theologie te Utrecht, waar hij 11 Nov. 1822 aan de hoogeschool werd ingeschreven en zijn studie voltooide in 1824. Hij vertrok toen naar Leiden en werd als candidaat in de godgeleerdheid beroepen te Kuinre, waar hij werkzaam was van 1829-31. Vervolgens diende hij de gemeente van Steenwijk van 1831 tot 1875, toen zijn emeritaat inging. Van hem verscheen: Voor rijk en arm. Kinderversjes met plaatjes (Amst. 1847; 2e dr. zonder plaatjes 1849); Snipperuurtjes (Amst. 1848); Zomerbloempjes (Schiedam 1849); Winterbloempjes (Schiedam 1849); Deugd geeft vreugd (Amst. 1850); Het biddende kind. Kinderliederen en gebeden uit het hoogduitsch (Rott. 1859); Het ga u wel. Verhalen en versjes (Amst. 1852); Liederkrans. Verzameling van twee- en meerstemmige liederen, voor scholen en huisgezinnen. Muzijk van W. Hutschenruyter (Schiedam 1852); Deugd en ondeugd in 40 bijbelsche voorbeelden voor school en huisgezin (Amst. 1861); Luistert eens bedaard en stil, wat ik u vertellen wil (Leiden 1873); Zit op Karo (Amst. 1882). Verder is er werk van hem in Herfstavond. Blaadjes hier en daar opgeraapt (Schoonhoven 1862); Lentemorgen, Veldviooltjes voor onze vriendjes geplukt (Schoonhoven 1861); Prettig en Nuttig bezig zijn (Leiden 1861); Van alles wat (Schoonhoven 1859);
Zomermiddag (Schoonhoven 1861). In het nieuwe gezangboek der Hersteld Luthersche gemeente werden twee zijner gezangen opgenomen nl. no. 242 en 375, en in den nieuwen Vervolgbundel bij de Hervormden no. 199 en 208.
Zie: J.G. Frederiks en F. Jos. v.d. Branden, Biogr. Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde, 2e dr., 590, 591.
Wumkes