ontslag als burgemeester van de eerst genoemde gemeenten en als secretaris van Nichtevecht.
Op 20 Juni 1871 werd hij door zijn medeleden tot lid van Gedeputeerde staten van Utrecht gekozen. Hij verkreeg nu ontslag als burgemeester. Hij was de liberale richting toegedaan en toen langzamerhand het conservatieve kiezersvolk antirevolutionair geworden was en de meesten niet meer gelijk vroeger aan een geacht liberaal hun stem gaven, werd hij, evenals zijn tegelijk tegen Juli 1880 aftredend medelid der Staten jhr. Mr. J.B. Strick van Linschoten (kantonrechter te Loenen), op 25 Mei te voren niet herkozen. Een der gekozenen, G.H.L. baron van Boetzelaer, nam de benoeming niet aan, omdat hij niet in plaats van een zoo bekwaam man zitting wilde nemen, en hoewel de anti-revolutionairen jhr. Mr. K.A. Godin de Beaufort, later minister van Financiän, candidaat stelden, werd van Pabst, hoewel niet met een groote meerderheid, 11 Juni opnieuw gekozen. Hierin vond H.D. Willink van Collen, die tegelijk nieuw gekozen was, aanleiding, de benoeming ook niet aan te nemen en nu werd Strick 22 Juni opnieuw gekozen.
Daar van Pabst inzag, dat hij in 1886 bij zijn periodieke aftreding als lid der Staten zeker zou vallen, was het hem welkom, toen hij 22 Nov. 1884 tot burgemeester van Arnhem benoemd werd. Als zoodanig heeft hij zeer veel nut gesticht en in de 15 jaren van zijn bewind is Arnhem een moderne stad geworden. O.a. zijn door hem in 1886 het buitengoed Klarenbeek van de familie van Pallandt en in 1899 het nog schoonere en nog nader bij Arnhem gelegen buitengoed Sonsbeek van de familie van Heeckeren voor de gemeente gekocht. Het op laatstgenoemd goed gelegen buitenverblijf werd tot hotel ingericht. Tot dien tijd had het publiek op eerstgenoemd buitengoed alleen op eenige er door loopende wegen, en op Sonsbeek in het geheel geen toegang.
Hij vestigde zijn aandacht ook op de huisvesting der arbeiders; ongezonde gedeelten als de Langstraat en omgeving en Klarendal werden, ook door den aanbouw van woningen door de vereeniging Algemeen belang, verbeterd. Rioleering en stadsuitbreiding werden door hem bevorderd en een gemeentelijk telefoonnet werd opgericht. Hij bleef burgemeester tot zijn overlijden.
Hij huwde 3 Mrt. 1859 Maria Jacoba Simonetta Rijnbende, geb. 2 Febr. 1833, overl. 28 Apr. 1901, bij wie hij een zoon en 4 dochters had.
Ramaer