[Nauta, Gajus]
NAUTA (Gajus), geb. te Sneek, overl. 1645, promoveerde onder het rectoraat van prof. R. Clingbyl in 1606 tot jur. utr. doctor aan de hoogeschool te Franeker; vestigde zich in 1607 als advocaat in zijn geboorteplaats, waar hij later het ambt van secretaris bekleedde. In 1636 werd hij Raad in het Hof van Friesland. In 1779 verscheen te Leeuwarden: De decisien van het Hoff van Frieslandt, vergadert ende by geschrift nagelaten van Gajus Nauta, vermeerderd door Anthonius Kann. Ook liet hij in handschrift na: Commentaria in quatuor libros Statutorum Frisiorum.
Henricus Neuhusius, pensionaris van Workum, wijdt hem een latijnsch vers in zijn Extemporanea Poemata (Leov. 1656).
Zie: de Wal, De clar. Fris. Jurec. 125, 434; mijn Paden fen Fryslán (Boalsert 1932) I, 266.
Wumkes