gewoon hoogleeraar in de geneeskunde aldaar. In 1723 werd hij hoogleeraar te Utrecht, waarhem in 1732 ook de lessen in de sterrekunde werden toevertrouwd; sedert 1740 was hij hoogleeraar in de wiskunde en wijsbegeerte aan de universiteit te Leiden. Hij heeft vele belangrijke ontdekkingen gedaan omtrent de magneet, vond de atmometer en pyrometer uit. Ook is hij de uitvinder van de methode om reeksen van waarnemingen door kromme lijnen voor te stellen. Verschillende vorsten, de koningen van Engeland, Pruisen, Denemarken en Spanje, trachtten te vergeefs hem aan hun landen te binden. Van zijn geschriften vermelden wij: Elementa physico-mathematica ad usus academicos (1726), in 1769 door Sigaud de la Fond in het Fransch vertaald, 3 deelen 4o; Dissertationes physicae experimentalis et geometricae de magnete etc. (1729); Tentamina experimentorum naturalium in Academia del Cimento etc. (Leiden 1731 4o); Institutiones physicae (Leiden 1748); Compendium physicae experimentalis (1762); Institutiones logicae (1764) en De aeris praestantia in humoribus corporis humani (1739).
Zijn portret geschilderd door J.G. Colasius in de Universiteit te Utrecht, door H. van der Mey in de Universiteit te Leiden, door J.M. Quinkhart in de verzameling van mevr. de wed. van Musschenbroek te Delft en een tweede, met zijn broeder Jan, door een onbekenden schilder in dezelfde collectie; een beeldhouwwerk door J. Cressent in de Universiteit te Utrecht; gegraveerde portretten o.a. door J. Houbraken, J.J. Haid, L. Springer.
Verzijl