Mostaert wijdde een gedicht aan Huygens' Dagwerck.
Vondel deelt mee, dat hij met Mostaert en Victorijn Horatius' Lierzangen en Dichtkunst vertaalde. Met Baeck zag Mostaert Hoofts Historiën na. Vondel droeg aan Mostaert zijn Roomsche Lier op.
In 1631 verscheen: L. Anaeus Seneca, Van 't saligh Leven en tegens 't valsch beklagh over 't kort leven, verdeelt in twee boexkens, midsgaders van de Voorzienigheyd, oft waerom den goeden Luyden quaed overkomt dewylder een Voorzienigheyd is, uyt het Latijn in Nederduytsch vertaelt door D.M. Het is opgedragen aan zijn oom, den oud-burgemeester van Beuningen. Uit de opdracht blijkt, dat Cornelius, de zoon van van Beuningen met de vertaling begonnen was en dat Mostaert deze heeft voltooid.
De eerste druk van zijn Nederduytsche Secretaris ofte Zendtbriefschrijver met een Tytelboexken verscheen in 1635 bij Dirk Pietersz. te Amsterdam, een vermeerderde uitgave bij Joannis van Ravesteyn, te Amsterdam in 1656. Er is nog een uitgave van 1649.
Hij schreef twee klassieke treurspelen: De moord der Onnoozelen (Amst. 1639) en Mariamne (Amst., Jacob Heerman, Op den Dam in 't Kruydtboek 1640). Een gedicht op de Haeghloopers van M. staat in Vondels Poesy ofte Versch. Ged. p. 2.
Het feit, dat hij zijn Tytelboexken laat beginnen met de titulatuur van den Paus, waarop de kardinaal en verdere geestelijke waardigheidsbekleeders volgen, doet mij vermoeden, dat Mostaert Roomsch geweest is.
Zie: Werken van Vondel (Sijthoff, Leiden), dl. 1630-34, 149 noot; Jorissen in Verslagen en Meded. van de K. Ac. Afd. Letterk. (1873), 234; J.H.W. Unger, Bibliographie van Vondels Werken (Amst. 1888).
Prinsen