De 2e zoon, Pieter, was al in 1623 overleden. Het laatste testament, dan van 1641 dateert, vermeldt alleen zijn ongehuwde dochter Commertgen, die geestelijk niet geheel normaal is, en de kleinkinderen. Was zijn particuliere leven niet gelukkig - een paar van zijn kinderen stierven krankzinnig - de materieele omstandigheden waren zeer gunstig. Hij werd als portretschilder spoedig beroemd en duur betaald. Hij is de hofschilder der Oranjes. Vele bekende persoonlijkheden uit dien tijd werden door hem uitgebeeld. Zelfs tracht koning Karel I hem naar Londen te halen in 1625. Waarschijnlijk heeft de pest hem toen afgeschrikt. Toch hebben wij
verschillende portretten van engelsche personen, die hij in Delft of den Haag geschilderd heeft, of zij stellen figuren voor, die ten onrechte engelsche namen dragen. Constantijn Huygens roemt hem als een voornaam portretschilder en schrijft o.a.: ‘Wie hij is en hoe groot hij is, weet niet alleen Delft, Nederland, België, Europa, maar de geheele wereld’. Hij stelt hem gelijk met Holbein en Pourbus. Hij prijst hem zeer, maar merkt toch terecht op, dat zijn kunst met het ouder worden er niet op vooruit gaat. Zijn beste werk, dat vrij zeldzaam is, maakte hij tusschen 1592 en 1600. Later komt hij onder invloed van Frans Hals. Hij had een groot atelier, waar hij talrijke copieën liet maken, die hij met zijn eigen naam signeerde, wat ten slotte veel schade heeft gedaan aan de appreciatie van zijn werk. Uit den inventaris van zijn nalatenschap blijkt, dat hij van de meest bekende personen eenige portretten in voorraad had. Hij is een goed en betrouwbaar portrettist, eenvoudig maar oppervlakkig. Hij schildert zijn modellen gewoonlijk blootshoofds. trois-quart en meestal als buste of kniestuk. Op de achtergrond van eenige portretten komen krijgstooneelen voor, die door Jan Martsen de Jonge werden geschilderd. Van Mierevelt heeft zich ook met mythologische onderwerpen bezig gehouden. Van zijn vele leerlingen zijn in de eerste plaats te noemen zijn zoons Pieter en Janen Paulus Moreelse. Zijn schoonzoon Willem van Delff heeft Mierevelt's roem vermeerderd door een reeks etsen te maken naar zijn portretten. Ook de kleinzoon Jacob van Delff werkt in het atelier mee. Als Mierevelt in 1641 in het huis Spaengien aan de Oude Delft overlijdt, laat hij een aanzienlijk vermogen na. Op 30 Augustus maakt zijn neef, de notaris Johan van Beest, den uitgebreiden inventaris
van zijn inboedel op.
Geschilderde zelfportretten o.a. in de verz. hertog van Bedford op Woburn Abbey en in het Museum te Karlsruhe; prenten o.a. door W.J. Delff naar A. van Dyck, H. Hondius, J. Ladmiral, E. de Boulonois.
Zie: A. von Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon II (1910), 162-164; U. Thieme und F. Becker, Allgem. Lexikon der bildenden Künstler XXIV (1930), 539; J.A. Worp in Oud- Holland (1891), 121-123; A. Bredius in Oud-Holland (1908), 1.
van Guldener