Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10
(1937)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 623]
| |
1856 gehuwd met den schilder Hendrik Willem Mesdag. In 1866 is zij met haar man naar Brussel gegaan, waar zijn vriend Alma Tadema woonde en waar zij met verschillende hollandsche schilders in aanraking komen. In dezen tijd reeds zijn zij begonnen te verzamelen en o.a. werken van Alma Tadema, Roelofs en Bilders werden toen aangekocht. Pas wanneer zij in den Haag zijn, omstr. 1870, is mevrouw Mesdag met schilderen begonnen. Zij krijgt teekenles van d'Arnaud Gerkens en werkt zeer ijverig om haar technisch tekort in te halen. Het zijn aanvankelijk alleen losse voorwerpen, dan stillevens en model. In 1871 al is zij met olieverf gaan werken en zij houdt zich dan vooral bezig met natuurstudies. Zij werkt veel buiten, o.a. te Scheveningen en zij trekt er op uit met de schilderes Henriëtte Lindo, die haar, volgens haar eigen uitingen, veel geleerd heeft. In 1872 gaat zij met haar man naar Vries in Drente, waar de heide een groote bekoring voor haar heeft. Drie zomers achtereen trekken zij hier heen. In de volgende jaren zijn het andere heidorpen, Putten, Bennekom, Beekhuizen en Ede, die hen tot zomerverblijf dienen. In 1889 wordt ‘Een heide te Ede’ op de internationale expositie te Parijs met brons bekroond. Na de heistudies maakt zij stillevens in olie- en waterverf. Haar aquarellen hadden veel succes op de tentoonstelling van de Teekenmaatschappij, waar zij geregeld inzond. Wanneer zij met Mesdag in 1867 de wereldtentoonstelling te Parijs bezoekt, schenken zij nog geen aandacht aan de moderne fransche meesters. Doch na haar eigen buitenstudies ziet zij haar indrukken weergegeven in de werken der fransche schilders en deze oefenen dan grooten invloed op haar uit. Het eerste fransche werk, dat de Mesdags aankoopen, is een avondstemming van Corot. Daubigny en Millet werden door mevrouw Mesdag het meest op prijs gesteld. Vele werken werden in den loop der jaren aangekocht. Hun huis aan de Laan van Meerdervoort was een museum geworden en toen het te klein bleek, werd in 1887 een afzonderlijk gebouw opgericht in den tuin, waarin thans nog de geheele, zeer belangrijke collectie is ondergebracht. Mede door haar veelzijdige belangstelling hebben de jongeren, die met mevrouw Mesdag werkten, veel aan haar te danken. Een portret-medaille door F.E. Jeltsema. Zie: U. Thieme und F. Becker, Allgem. Lexikon der bildenden Künstler XXIV (1930), 428; Max Rooses, Het Schildersboek (1900) IV, 121-139; G.H. Marius, De Hollandsche schilderkunst in de 19e eeuw (1920). van Guldener |
|