Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10
(1937)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 615]
| |
(nabij de nederlandsche grens, Kreis Geilenkirchen, in het hertogdom Gulik). Hij werd geboren in Rupelmonde, ten huize van zijns vaders broeder, Gisbert Kremer of de Cremere, een priester, verbonden aan het Johannes-hospitaal aldaar, waar zijn ouders een bezoek brachten. Na Mercator's geboorte keerde het gezin voor 5 à 6 jaar terug naar Gangelt, maar in 1517 of 1518 verhuisden zij voor goed naar Rupelmonde. Zijn vader stierf 1526-27 en de moeder spoedig na 1528. Oom Gisbert was kort na 1520 vice-curaat van St. Nicolaas geworden, kreeg eenig vermogen en ondersteunde de kinderen van zijn broer, tot hij stierf in 1544. Gerhard leerde eerst in Rupelmonde Latijn; daarna (toen hij omstr. 15 jaar oud was) werd hij door zijn oom naar 's Hertogenbosch gezonden in het huis van de Broeders des gemeenen levens, alwaar hij voor de studie aan de universiteit werd voorbereid; hier was in Mercator's tijd Macropedius (Langfeld) leeraar (vgl. dl. VII, kol. 822). Hij bleef daar drie en een half jaar en werd 29 Aug. 1530 te Leuven geïmmatriculeerd. Twee jaar lang studeerde hij aldaar philosophie en promoveerde in den herfst van 1532 tot licentiaat of magister. M. ging nu naar Antwerpen, waar hij groote belangstelling kreeg voor godsdienstige problemen; vooral voerde hij een zwaren gewetensstrijd, toen de tegenstelling tusschen de leer van Aristoteles en den Bijbel hem aangreep. Hij ging nu de mathematische vakken en de astronomie bestudeeren, voor zoover hij die noodig had voor de cosmografie. Hierbij was Gemma Frisius zijn leermeester; hij verwierf de bevoegdheid tot het geven van privaatlessen in de mathematische vakken. Ook hield hij zich bezig met praktischmechanisch werk: de vervaardiging van armillaarspheren, astrolabiën en astronomische ringen. Daarbij was hij ook landmeter, en hield zich dus bezig met het opmeten en in teekening brengen van bezittingen. In Aug. 1536 trouwde hij met Barbara Schelleken, dochter van Jan Schelleken en Johanna Switten, bij wie hij 3 zoons en 3 dochters kreeg. In 1537 treedt M. ook als uitgever op. In dat jaar verscheen zijn oudste cartografisch werk, een kaart van Palestina en in 1538 zijn oudste wereldkaart. Door deze kaarten en door zijn geodetische werkzaamheid bekend geworden, verzochten vlaamsche kooplieden hem om een kaart van Vlaanderen, welke in 1540 verscheen. De vervaardiging van kaarten gaf hem tevens aanleiding tot het schrijven van een klein geschrift over het cursief schrift, waarin hij voor kaarten het gebruik van het latijnsche cursief schrift aanbeveelt. Aangemoedigd door zijn succes begint hij nu ook globes te vervaardigen: in 1541 een aardglobe, in 1551 een hemelglobe. Deze globe's hebben Mercators roem verbreid. Granvelle beveelt hem aan bij Karel V, die een kenner en liefhebber was van mathematische en geografische studiën en van mechanische kunstwerken. In 1541 vervaardigde hij verschillende instrumenten voor den Keizer en ook een handleiding bij het gebruik van globes en astronomische ringen (niet gedrukt !). In 1544 werd M. op de lijst van Lutheranen geplaatst; enkele maanden vertoefde hij in de gevangenis, maar op voorspraak van zijn beschermers werd hij einde Mei 1544 vrijgelaten. Deze beperking zijner geloofsvrijheid schijnt wel een der hoofdredenen te zijn geweest, welke hem in Maart 1552 bewogen zich metterwoon in Duisburg te vestigen. In Duisburg genoot M. godsdienstvrijheid. Gedurende de eerste jaren van zijn verblijf aldaar | |
[pagina 616]
| |
werd hij blijkbaar geheel door zijn werk in beslag genomen. Sedert 1567 reisde zijn oudste zoon Arnold voor hem naar de frankforter mis en later nam zijn jongste zoon Rumold soms geheel de handelszaak over. Na 1570 kon hij het graveeren der kaarten en de vervaardiging van globes geheel overlaten aan zijn zoons, kleinzoons en andere helpers. Het werk schijnt goed loonend te zijn geweest, want in 1558 koopt M. een groot huis met veel toebehooren. Niettegenstaande zijn vele werk vond hij toch nog tijd om, zonder betaling, eenige jaren de cosmografie, geografie en mathematische vakken te onderwijzen aan het duisburger gymnasium. Velen kwamen den beroemden man bezoeken en uit de weinige brieven, welke van hem bewaard zijn gebleven, valt af te leiden, dat hij met vele hoogstaande en geleerde mannen uit alle landen in correspondentie stond. Hoewel hijzelf maar zelden reizen ondernam, gaf hij aan engelsche zeelieden aanwijzingen over het doen van ontdekkingstochten. Den grootsten roem oogstte hij bij tijdgenoot en nazaat door zijn groote wereldkaart van 1569 (in het bijzonder door de projectie, waarin deze werd ontworpen) en door zijn atlas. Van 1564 af werd hij veel door ziekte gekweld. Een harden slag was voor hem het verlies van zijn vrouw (gest. 24 Aug. 1586), maar nog in hetzelfde jaar hertrouwde hij met Gertrud Vierlings, weduwe van Ambrosius Moer, een van zijn beste vrienden. Van 1590 af beletten jicht en verlamming hem veelal het werken. Na veel lijden overleed hij den 2en Dec. 1594. Zijn tweede vrouw volgde hem den 18. Oct. 1599. Van zijn werken moge hier een kort overzicht volgen: 1537. Kaart van Palestina in 6 bladen. Hoewel zij veel en nog lang gebruikt werd, wat in dezen tijd van reformatie te begrijpen is, is toch geen enkel exemplaar tot heden teruggevonden. Zij was opgedragen aan Frans Cranefeld, lid van den Grooten Raad te Mechelen. 1538. Wereldkaart in dubbel-hartvormige projectie (in navolging van O. Finaeus); slechts één exemplaar bleef bewaard en is in het bezit van de Geographical Society te New York, die in 1885 een photografische reproductie in origineele grootte uitgaf (51 × 33 cM.). In tegenstelling met Finaeus stelde Mercator Amerika voor als een zelfstandig continent. ‘Im ganzen’, zegt W. Ruge, ‘ist die Weltkarte von 1538 nichts als eine Umzeichnung des Globus von Gemma (1531) in das doppelherzförmige Netz.’ De kaart schijnt niet veel te zijn gebruikt; toch heeft zij nog lang invloed uitgeoefend. Tweemaal werd zij nagevolgd, nl. door Antonius Lafreri en door Antonius Salamanca, beide zonder jaar (omstr. 1560) in Rome uitgegeven. Vrijwel geheel naar Mercator, maar in andere projectie ontworpen is de kaart van Florianus. 1540. Kaart van Vlaanderen (zonder rand 1,09 M. × 0.80 M.), opgedragen aan Karel V. Zij berust niet op eigen opmetingen, maar is bewerkt naar oudere voorbeelden, meer in het bijzonder naar die van Pieter van Bake van 1538. Mercator's kaart van Vlaanderen werd de grondslag voor verschillende latere afbeeldingen van het Graafschap. Geen enkel ex. van de kaart is bewaard gebleven, wel echter van den nadruk, welke in 1559 te Venetië verscheen. Zij is door de Archeologische vereeniging van het Land van Waas opnieuw uitgegeven. 1540. Een in klein-kwarto formaat uitgegeven geschriftje over het cursief schrift, getiteld: Literarum Latinarum, quas Italicas cursoriasque | |
[pagina 617]
| |
vocant scribendarum ratio (Lovanii ex officina Rutgeri Rescii. Men. Martio 1540). 1541. Aardglobe met opschrift: ‘Edebat Gerardus Mercator Rupelmundanus. cum privilegio Caes. Majestatis ad annos sex. Lovanii 1541’. Tien jaar later volgde een hemelglobe. Zijn globes muntten uit door sierlijke teekening en schrift. De engelsche geograaf Blundeville verklaart, dat tot zijn tijd (1592) Mercator's globes algemeen in gebruik waren. Verschillende exemplaren der globes zijn bewaard gebleven, terwijl in Gent de gegraveerde globesegmenten, waarmee de globes beplakt werden, zijn teruggevonden (voor elke globe vijf bladen in groot-folio. Spaansche en portugeesche kaarten zijn de voornaamste bronnen geweest voor het teekenen van Amerika. Het meest merkwaardige van de aardglobe is verder de aanwezigheid van verschillende windrozen met 32 stralen loxodromische lijnen. De Portugees Petrus Nonius had in 1537 het wezen dier lijnen reeds nader onderzocht. De globes hebben een omtrek van 130 cM. Van de hemelglobe zegt Fiorini: ‘Mercator was een zeer groot geograaf, maar geen groot astronoom; daarom heeft ook zijn hemelglobe niet dezelfde beteekenis als de aardglobe; evenwel geven de nauwkeurigheid en zorgvuldige uitvoering, in verbinding met de eenvoudigheid en schoonheid haar toch een den maker waardig voorkomen.’ 1554. Kaart van Europa. Zij was langen tijd onbekend, totdat in 1889 Dr. Alphons Heyer in de Stadtbibliothek te Breslau een ex. ontdekte, alsmede een ex. van de kaart der britsche eilanden van 1564 en een van de wereldkaart van 1569 (zie: Zeitschrift f. wiss. Geogr. von Ketler, VII (Weimar 1890), S. 379 ff., 474 ff., 507 ff.). De kaart van Europa is opgedragen aan Granvelle. Zij bestaat uit 15 bladen (132 × 159 cM.), uitgevoerd in de Stab-Wernersche projectie. Voortreffelijk karakteriseert Heyer de beteekenis van deze kaart als hij. zegt: ‘von dem Zeitpunkt des Erscheinens der Karte von Europa rührt der Ruf Mercators als des grössten darstellenden Geographen seiner Zeit her. Alle Zeitgenossen sind ihres Lobes voll; ‘quod opus’, sagt Walther Ghimmius, ‘tantis laudibus a doctissimis quibusque viris passim effertur, ut vix simile in geographia in lucem unquam prodiisse videatur’, und er traf damit den Nagel auf den Kopf: in der Tat, die darstellende Kunst der Erdbeschreibung hatte bis zum Erscheinen von Mercators Europa nichts auch nur annäherend dieser Darstellung Gleichendes unter ihren Schöpfungen aufzuweisen.’ Uit de rekeningen van Plantijn kunnen wij zien, hoe groot de afzet van de kaart was. In 1572 verscheen een tweede druk, welke vooral in het Noorden, als gevolg van nieuwe ontdekkingsreizen, belangrijke wijzigingen heeft ondergaan. 1564. Kaart van de Britsche eilanden, getiteld: Angliae, Scotiae et Hiberniae nova descriptio. Slechts één ex., hetwelk door Heyer werd gevonden in 1889, is bekend (129 × 89 cM.) Het werd in Faksimile-lichtdruk uitgegeven door de Gesellschaft für Erdkunde in Berlin. 1569. Wereldkaart, getiteld: Nova et aucta orbis terrae descriptio ad usum navigantium emendate accomodata. Deze kaart heeft Mercator's naam voor altijd onsterfelijk gemaakt. Deze groote wereldkaart, bestaande uit achttien (feitelijk 24) bladen, beslaat een oppervlakte van 212 × 134 cM. Het baanbrekende in Mercator's wereldkaart van 1569 is de projectie, waarin zij is uitgevoerd. De practijk van de zeevaart vraagt een rechtlijnig coördinaten-stelsel. De tot dien tijd in gebruik zijnde kwadratische platkaart gaf een zeer misvormd beeld en gaf aanleiding tot grove fouten bij meting | |
[pagina 618]
| |
en berekening van de afstanden. Mercator's doel was, om den zeeman een kaartconstructie te verschaffen, waarop de loxodromen (d.i. de lijnen over de aarde getrokken, welke alle meridianen onder gelijke hoeken snijden) voorgesteld worden als rechte lijnen en waarop tevens de afstanden rechtstreeks met den passer konden worden gemeten. Om dit te bereiken liet hij de afstanden tusschen de verschillende parallelcirkels in dezelfde verhouding toenemen als de graden dezer verschillende parallelcirkels bij evenwijdige meridianen toenemen. Daarom duidt men Mercator-kaarten ook wel aan als kaarten met wassende breedten. Pas toen de Engelschman Edw. Wright in 1599 tabellen gaf voor den afstand der parallelcirkels op dit soort kaarten, kwamen zij meer algemeen in gebruik en tot heden worden vrijwel alle zeekaarten in deze projectie uitgevoerd. Tot 1932 waren vier exemplaren van de kaart bekend: een in de Bibliothèque nationale te Parijs uit het vroegere bezit van prof. Klaproth; één in de Stadtbibliothek van Breslau en daar in 1889 ontdekt door Dr. Heyer; één in de Universiteitsbibliothek te Bazel en één in het bezit van den graaf von Mirbach. In 1932 werd het Maritiem Museum Prins Hendrik te Rotterdam door aankoop de gelukkige bezitter van een document, geheel samengesteld uit kaarten (drie waren er voor noodig) van 1569, in boekvorm in groot folio (34 × 47 cM.), een wereld-zeeatlas van 26 kaartbladen. De meeste kaarten zijn regelrechte ‘overzeilers’, waartoe het soms noodig was uitslaande bladen samen te stellen. Daar een kaart in wassende graden zich niet tot den pool laat uitbreiden, geeft Mercator in één der hoeken een afzonderlijke afbeelding van het Noordpoolgebied in Postel'sche projectie. 1578. Mercator's Ptolemaeus-uitgave, getiteld: Tabulae geographicae Cl. Ptolemaei ad mentem autoris restitutae & emendatae. Ptolemaeus' Geographia is verreweg het belangrijkste geografische werk van de Oudheid. Het bestaat uit acht boeken tekst en de meeste handschriften bezitten 27 kaarten. In het begin van de 15e eeuw werd het door Jacobus Angelus in het Latijn vertaald en van 1472 af verschenen er tot 1578 niet minder dan 34 uitgaven. Mercator's uitgave van 1578 geeft slechts de 27 kaarten, zonder tekst. ‘Es ist seitdem’, zegt Breusing, ‘keine mit Karten ausgestattete Ausgabe des Ptolemäus erschienen, die nicht entweder die Mercatorschen Kupfertafeln im Originale oder einen Nachstich davon gegeben hätte.’ In 1584 verscheen een nieuwe uitgave (volgende uitgaven: 1605, 1618, 1698). 1585. Galliae tabulae geographicae. Naast de oude kaarten van Ptolemaeus bewerkte Mercator ook nieuwe, aldus den grondslag leggende voor zijn zoo beroenid geworden ‘Atlas’. In 1585 gaf hij het eerste deel uit bevattende kaarten van Gallië (16, waaronder 4 van Zwitserland), de Nederlanden (9 kaarten) en Germanië (27 kaarten). 1589. Italiae, Sclavoniae, et Graeciae tabulae geographicae, bevattende 22 kaarten, en vormende het tweede deel van den Atlas. Dit was het laatste kaartwerk door Mercator zelf uitgegeven. Bij zijn dood, 2 Dec. 1594, rustte op den eenigen nog levenden zoon Rumold de taak met de hulp van de kleinzoons 's vaders nalatenschap te ordenen, te voleindigen en uit te geven. Het werd snel voltooid, want reeds in 1595 verscheen het complete werk onder den titel: Atlas sive cosmographicae meditationes de fabrica mundi et fabricati figura. Het werk bestaat uit twee deelen, nl. een verhandeling over de Schepping (de mundi creatione ac fabrica), in 19 hoofdstukken, en de kaarten als tweede deel met | |
[pagina 619]
| |
den titel: Atlantis pars altera. Geographia Nova Totius Mundi (33 nieuwe kaarten: poolkaart, 1 van IJsland, 16 kaarten der britsche eilanden, 1 van Noorwegen en Zweden, 4 van het deensche rijk, en van Pruisen, Livland, Rusland, Lithauen, Zevenburgen en den Taurischen Chersonnesus ieder één, genummerd I-XXIX, alsmede 4 kaarten, gesigneerd A-D, nl. van de wereld (Rumold's wereldkaart van 1587), Europa, Afrika en Azië; een vijfde, met E geteekende kaart van Amerika, werd naar het schijnt pas in den tweeden druk van 1602 bijgevoegd. Voegt men hierbij de 73 kaarten van 1585 en 1589, dan komt men tot een totaal van 106 (resp. 107) kaarten. Niettegenstaande de onvolledigheid van den Atlas (van het Pyreneesche schiereiland bevat hij geen enkele kaart en ook ontbreken van de werelddeelen buiten Europa nog alle detail-kaarten) moet Mercator's kaartwerk als de eerste atlas in den modernen zin van het woord worden beschouwd; terwijl Ortelius' Theatrum slechts een kaartverzameling is, leverde Mercator een homogeen kaartwerk. In 1602 was een nieuwe uitgave noodig; er werd, behalve Michael Mercator's kaart van Amerika, niets aan toegevoegd. Rumold was inmiddels in 1599 gestorven. In 1604 verkochten de erfgenamen de koperplaten aan den amsterdamschen cartograaf Jodocus Hondius, die in 1606 de eerste amsterdamsche uitgave bezorgde, bevattende de 107 Mercator-kaarten, vermeerderd met 36 nieuwe. Een geheele rij van uitgaven volgde thans, welke tot het jaar 1640 nog Mercator's naam op het titelblad vermelden. Behalve Mercator's verdiensten als cartograaf moeten nog zijn magnetische onderzoekingen worden vermeld, welke hem tevens aanleiding gaven de nulmeridiaan van de Kanarische eilanden te verleggen naar de Azoren, waar de magnetische miswijzing destijds nul was. Van zijn portret bestaan prenten door H. Goltzius, Hondius (?) naar J. Hondius, A. Vinkeles, J.Th. de Bry, N. de Larmessin, Ph. Galle, F. Hogenberg. Zie: H. Averdunk und J. Müller-Reinhard, Gerhard Mercator und die Geographen unter seinen Nachkommen, d.i. Ergänzungsheft no. 182 zu Petermanns Mitteilungen (Gotha 1914), waar alle belangrijke verdere literatuuropgaven zijn te vinden. Keuning |
|