[Melchior, Albertus Wilhelmus]
MELCHIOR (Albertus Wilhelmus), geb. te Herborn 12 Mei 1685, overl. te Franeker 11 Aug. 1738. Zijn ouders waren Joannes Melchior, hoogleeraar in de godgeleerdheid en predikant te Herborn, en Elisabeth Walburg Mechteld von Hillesheim. Ook vinden wij als zijn moeder genoemd: Margaretha Neef. Misschien was deze de eerste vrouw van zijn vader en spoedig na zijn geboorte overleden. In elk geval heeft de eerstgenoemde hem als weduwe verzorgd en is zij verhuisd naar Duisburg. Hier werd hij opgevoed en studeerde hij in de wijsbegeerte. Om ook de godgeleerdheid te beoefenen, studeerde hij (sedert Oct. 1702) te Franeker. Hij volgde den hoogleeraar Herman Alexande Röell (vgl. dl. III, kol. 1081) naar Utrecht en hield onder zijn leiding in 1705 een disputatie ‘de principiis religionis’, gericht tegen het Spinozisme. Van nu af bleef hij tot den dood van zijn moeder (1709) te Duisburg. Hij werd hier candidaat tot den H. dienst, daarna predikant te Mülheim a.d. Roer en in 1719 hoogleeraar te Hanau. Hij aanvaardde dit ambt met zijn: Oratio de religione et verae religionis criteriis. In 1724 werd hij hoogleeraar te Franeker; op 22 Maart sprak hij zijn inaugureele rede uit: De necessario veritatis et pietatis conjugio (Fran. 1724). Eens heeft hij ook het rectoraat bekleed; hij legde het neer met een rede: De impietate Tolanai, infensissimi hostis miraculorum Christi, niet in druk bekend. Hij huwde in 1719 met Charlotte Pluckers, dochter van Joannes Pluckers, koopman te- Elberfeld, en Maria Siebels. Zijn zoon, Joannes Albertus Melchior, is hoogleeraar in de wijsbegeerte en de wiskunde geworden
te Duisburg (1721-83). Zijn dochter, Maria Elisabeth Melchior, is gehuwd met Zachaeus Gerroltsma te Franeker. Emo Lucius Vriemoet sprak de lijkrede op hem uit, die verscheen als: Oratio funebris de vita et meritis Alb. Wilh. Melchioris (Fran. 1738).
Hij schreef eenige disputaties over verschillende onderwerpen, die gedrukt zijn, liet onvoltooid in handschrift na een ‘synopsis theologiae naturalis’, en gaf voorts o.a. uit: Dissertatio de Cherubinis gloriae eorumque mysterio (Hannov. 1722); Apologia pro miraculis Christi et expositionibus patrum allegoricis adversus Thom. Woolstonum (Hannov. 1731); Sicilimentorum variorum libri duo.... (Fran. 1739); Oratio funebris in obitum Petri Latane (Fran. 1726).
Zijn door een onbekende geschilderd portret is op het raadhuis te Franeker.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland II ('s Hert. 1853), 491 v.; Kobus en de Rivecourt, Biogr. handwoordenboek II (Zutph. 1870), 293; W.B.S. Boeles, Frieslands hoogeschool.... II (Leeuw. 1879), 400, 413-416; E.L. Vriemoet, Athenarum frisiacarum libri duo (Leov. 1758), 497 v.; C. Sepp, Johannes Stinstra en zijn tijd I (Amst. 1865), 39-41, 58.
Knipscheer