grootvader van den Adriaan van dit art. toebehoord had (niet alleen de ambachtsheerlijkheid, maar ook het kasteel aldaar, genaamd het Reuzenhuis), waarop bedoelde heerlijkheid door de heeren der Rekenkamer aangeslagen werd om daarna aan de regeering van Rotterdam te worden opgedragen. Door anderen daarentegen is die voortvluchtigheid ontkend, die dan den aanslag door de Rekenkamer toeschrijven aan oneenigheid tusschen den heer, de ingezetenen en het gerecht van Hilligersberg (Schiedamsche Volksalm. 1839, 148). Na heer Jan, van wien het (bij van Doorninck, blz. 31) heet, dat hij 12 Febr. 1568 den leeneed deed aan den koning van Spanje en op 31 Dec. 1601 aan prins Maurits, volgt als 2e kind: Aleydis (Aleida), geb. 1534, kort daarop gestorven, evenals nog een dochter, terwijl het 4e kind, Gijsbrecht, geb. 1537 (bij v. Doorninck, blz. 43), vermeld op de jaren 1580, 1585, 1586, 1589, 1590, 1594, 1596 en nog het laatst 13 Oct. 1598 als getuige van het huwelijk van Karel v. Matenesse en Johanna Pieck (evenals o.a. de vader (Johan), de broeder (Adriaan) en de neef van den bruidegom Johan v.M., heer van Lisse), geleefd heeft tot eind 1598, in welk jaar hij ongehuwd te Leiden is overleden. Aan het leven van het 5e kind Jodocus of Joost, bij wiens geboorte in 1538 als een der doophouders Adriaans neef Jan v. Renesse v. Baer (dl. III, kol. 1063) optrad - gelijk in dat jaar Adriaan bij het huwelijk van Anthony v. Isendoorn, heer van Sterkenborch en Otte v. Tuyl, bovengenoemd, evenals o.a. bruigom's oom Jacob v. Amstel v. Mijnden, heer van Loenersloot (dl. V, kol. 17) - maakte een noodlottig toeval te Dole in Bourgondië reeds in 1558 een einde; zijn
broeder Gijsbrecht richtte voor hem een gedenkteeken op, waarop een toepasselijk grafschrift.
Als 6e volgde in 1540 Maria, gehuwd met Arend van Bemmelsberg (Bonenburg, gen. Hontstein), graaf te Ubbergen. Overleden in 1566 werd zij begraven in de St. Pieterskerk te Nijmegen. Ongehuwd bleef weer de laatste, de genoemde Adriaan, bij wiens doop in 1542, gelijk wij zagen, zijn ooms Nicolaas en Wouter te pas kwamen, en welke Adriaan, in 1574 te Delft gestorven, te Ouderschie (thans Overschie) begraven werd.
En dan had zijn gelijknamige vader, na den dood van zijn gemalin Adriana v. Du(i)venvoorde, reeds vermeld op 1542, bij een dienstbode Machteld nog een 3 tal natuurlijke dochters, door hem in zijn geneal. aant. met name vermeld, t.w. Anna, Maria en Aleida.
Evenals Adriana v. Duivenvoorde en haar jongste spruit Adriaan werd ook haar echtgenoot Adriaan, wiens sterfjaar 1557 wij reeds vermeldden, bijgezet in de kerk te Overschie.
Het wapen van Matenesse was: In zilver een roode schuimbalk, beladen met 3 gouden sterren. Over een vroeger wapen, en wel van Hilligersberg, echter alleen door de oudere heeren van Matenesse gevoerd, zie Ned. Heraut (1897), 157, en wel bij Wouter van den Berghe (die later den naam van Matenesse aannam).
Zie, behalve het reeds genoemde, vooral: W.v. Gouthoeven, D'oude Cronycke ende Historien van Holland (1620); v. Leeuwen, Batavia Illustrata; J.J. de Geer, Proeve eener gesch. van het geslacht en de goederen der heeren van Matenesse in Ber. v.h. Hist. Gen. III (Utrecht 1850), 44 vlg.; P.N.v. Doorninck, Inv. v.e. verz. charters betr. hebbende op de geslachten v.d. Does, Duivenvoorde, Mathenesse enz. (Haarlem 1895); C.J. Gonnet, Familie-Archief v.h.