[Manger, Johan Philip]
MANGER (Johan Philip), geb. te Overwetz (in het Braunsfeldsche) 30 Maart 1693, overl. te 's Gravenhage 27 April 1741. Elandus van Staveren (zie in dit deel in voce) gaf een Lijkreden op hem uit. Hij studeerde in Duitschland en te Utrecht, werd predikant te Frecchen (bij Keulen) en te Mülheim; daarna te 's Gravenhage bij de hoogduitsche gemeente op 18 Maart 1725. Hij huwde 8 Dec. 1721 met Sara Elizabeth Meinertzhagen, dochter van een koopman te Keulen. De negerpredikant Jacobus Elisa Joannes Capitein (zie dl. IV, kol. 397-399) is door hem tot lidmaat van de Gereformeerde Kerk bevestigd en gedoopt op 8 Juli 1735. Deze vervaardigde een latijnsch gedicht op zijn dood, dat achter de genoemde Lijkreden bewaard is. Capitein zelf nam het ook op in zijn Dissertatio politico-theologica de servitute.... (Lugd. Bat. 1742), blz. XII-XIV, welke ook uit het Latijn vertaald is door Hieronymus de Wilhem (zie in dit deel in voce), als: Staatkundig-godgeleerd onderzoekschrift over de slavernij.... (Amst. 1742); zie aldaar blz. 15-18. Een tijdgenoot, zekere Marten Smets, dichtte op den doop van Capitein het volgende: Wie heeft dit ooit gehoord? Werd in een voor'ge tijd een moorman door Philip 't doopwater toegewijd? - Nu Philip Manger ook het doopsel kwam te geeven aan Capitein, een moor, ten einde hij zou leven in 't held're waarheidslicht....
Zie: Archief voor Kerkgeschiedenis XIII (1917), 146-149, 160, 167; Noordbeek en Mourik, Naamrol der godgel. schrijvers, vierde druk (Amst. 1752), 428 (te verbeteren).
Knipscheer