Het is mogelijk, dat hij in de landschappen van Wijnants en Hobbema figuren geschilderd heeft. Eglon van der Neer is vermoedelijk zijn leerling geweest. Op 31 October 1660 heeft hij te Amsterdam in een gevecht den wijnkooper Hendrik Breda gedood. Deze schijnt zeer lastig en strijdlustig geweest te zijn. Jac. v. Loo is naar Parijs gevlucht. Op 7 Juli 1661 is hij voor eeuwig uit Holland verbannen. Was hij in Amsterdam gebleven, dan zou hij ter dood zijn veroordeeld.
In 1663 wordt van Loo te Parijs tot lid van de Academie gekozen. Hier komt hij onder invloed van het fransche academisme. De portretten uit dezen tijd werden het meest bekend. Koningin Anna liet zich door hem schilderen, terwijl ook de aartsbisschop van Parijs hem het maken van een portret opdroeg. Hij heeft ook groepen geportretteerd. Mythologische en allegorische scènes namen een belangrijke plaats in zijn oeuvre in. Zijn zoon Jacob en vooral zijn kleinzoon Charles André, gewoonlijk Carle van Loo genaamd, werden zeer bekende fransche schilders.
Zie: A. von Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon II (1910) en III (1911); U. Thieme und F. Becker, Allgem. Lexikon der bildenden Künstler XXIII (1929); A. Bredius in Oud-Holland (1916); Arthur von Schneider in Zeitschrift für bildende Kunst (1925-26), 66.
van Guldener