gestorven. Het schijnt, dat hij veel verdriet heeft gehad van het feit, dat Wouwerman en anderen o.a. Cl. Berchem hem navolgden en veel succes hadden; toch wilde van L. zijn schilderijen niet voor minder verkoopen.
Typeerend voor v.L. zijn zijn zoogen. ‘Bambocciate’: weergevende volksscènes, die veel bijval vonden, zij hebben scherpe tegenstellingen van licht en donker. Vele zijn ook, wat de techniek betreft, zeer eigenaardig gedaan, wat echter veroorzaakt heeft, dat zij zeer donker zijn geworden; maar de goede stukken van v.L. zijn knap van compositie, solide wat techniek betreft en hebben sprekende kleuren. Van Laer heeft ook eenige nachtstukken gemaakt, maar zeer weinig bijbelsche voorstellingen; de meeste schilderijen stellen herbergen voor of scènes uit het volksleven, hoefsmeden, smokkelaars, paardestallen, enz. Zijn schilderijen hebben altijd goede prijzen behaald in Nederland. Jan de Wet kocht uit v.L.'s nalatenschap vele teekeningen, die hij aan Wouwerman gaf, die ze voor zijn dood in het vuur wierp naar men zegt. Caspar van Wittel bezat een veertigtal teekeningen. In Rome heeft van L., behalve de schetsen van Bentvogels (de studies te Würzburg met dieren en reisgenooten kunnen ook van P. van Lint zijn), ook nog een schets van het Colosseum en Ruïne van Rome van 1631 gemaakt. Verder is er van zijn romeinsche werken zoo goed als niets over. Van L. heeft ook geëtst: een reeks van 6 paardestallen, een reeks van 8 dierenfiguren en nog enkele andere.
Tal van prenten werden naar zijn ontwerp gemaakt, o.a. door J. Suyderhoef, Jan Ossenbeeck, B. Stoopendael, Jan van Noort, C. Visscher, Canot. Navolgers waren Jan Miel, J. Ossenbeeck, Giov. del Campo van Kortrijk, Michel Angelo Cerquozzi, Stefano de Corte, Dirk Stoop, J. en A. Both, Seb. Bourdon, L. Bramer, J. Lingelbach, B. Graat, Helmbreker.
Een geschilderd zelfportret is in de Uffizi te Florence; ook was er een zelfportret in de verkooping der schilderijencollectie Joh. van Tongeren, 's Gravenhage 24 Maart 1692. Prenten door C. v.d. Berg, C. Philips Jzn., M. Francia, J. Houbraken, R. Collin en een onbekende.
Zie: U. Thieme und F. Becker, Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler XXII (1928), 196 (door G.J. Hoogewerff); A. von Wurzbach, Niederländisches Künstlerlexikon II (1910), 2; G.J. Hoogerwerff in Oud-Holland XLIX (1932); dez. in Oud-Holland L (1933).
J.M. Blok