[Kopijn, Jan]
KOPIJN (Jan), ook Copijn, overl. te Dordrecht in 1711. Hij kwam in 1675 uit Amsterdam naar Middelburg, waar hij op 18 Sept. 1695 voorganger werd van de Doopsgezinde gemeente. In 1706 vertrok hij naar Zuilen. Adriaan van Eeghem (zie dl. VIII, kol. 456) schreef voor hem een attestatie naar de gemeente te Utrecht. Hij was eerst gehuwd met Katharina Antwerpen, daarna met Janneke Terwen. Hij schreef: Eenvoudige samenpraek over het leven en lijden van Kristus tussen drie Galileesche godvrugtige mannen: Judas, Nabal en Rufus, twee deelen, in rijm (Utr. 1707/08); Leven van Jezus Christus (Amst. z.j.). Ook eenige bruiloftsdichten; en een ‘lijkgedicht ter gedachtenis der droeve dood van Adriaan van Eeghem’ achter de lijkrede op dezen door Gerardus de Wind.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenboek van Protest. Godgel. in Ned. V, 236 v.; C.P. van Eeghen Jr., Adriaan van Eeghem (1655-1709), (Amst. 1886, Niet in den handel), 88-91, 164; Catalogus der werken.... in de bibliotheek der Ver. dpsgez. gem. te Amsterdam (Amst. 1919), 234; Bibliotheca theologica et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 331 (no. 8621); R. Arrenberg, Naamregister van Nederd. boeken tot 1787, 286.
Knipscheer