[Kooten, Pieter Adriaan van]
KOOTEN (Pieter Adriaan van), ged. te Renen 3 Dec. 1749, overl. te Utrecht 1 Febr. 1828. Zijn ouders waren Pieter van Kooten en Adriana Diederica van Deventer. Hij studeerde te Utrecht, en werd predikant te Nieuw-Helvoet 19 Maart 1775; na eervol ontslag op verzoek nam hij afscheid 28 Oct. 1787. Na beroepbaar te zijn gesteld bij de Remonstrantsche Broederschap op 25 Mei 1791, waar hij zich niet ‘in zoo nauwe banden beperkt’ achtte, werd hij predikant te Noordwijk in 1791, te Nieuwkoop in 1794, weder te Noordwijk in 1796; emeritus in Aug. 1815. De gemeente werd na zijn vertrek gecombineerd met die te Leiden. Van hem verscheen in druk: Dissertatio philologica continens observationes ad nonnulla Cantici Canticorum loca.... (Traj. ad Rhen. 1774) en een leerrede over Ps. 124:1-6.
Zie: de Bie en Loosjes. Biogr. woordenboek v. Protest. godgel. in Ned. V, 222; Kerkelijk Handboek (1907), Bijl., 139; J. Tideman, De Remonstr. broederschap. Biogr. naamlijst (Amst. 1905), 128, 132, 174, 458; A. Priester, Uit het verleden en heden van Nieuw Helvoet's Hervormde gemeente, 14 v.; J. Kloos, Noordwijk in den loop der eeuwen, 155, 220; Archief voor kerkel. gesch. VII (1836), 337 v., 371.
Knipscheer