van hun papieren zich op den handel toeleggen. In Rusland was hij bekend als ‘Joerij Iwanow syn Klink’ onjuist is de meening van Uhlenbeck, dat men hem ook Oelján Oeljánof noemde.
Klenck huwde te Amsterdam 28 Mei 1619 Geertruid Fenzel, dochter van den te Amsterdam gevestigden duitschen koopman Harman Fenzel. Zij lieten zeven gehuwde kinderen na (w.o. zes zoons, die bij diploma van 27 Juni 1668 door keizer Leopold I erkend werden te behooren tot den adelstand des H.R. Rijks); van dezen worden hier genoemd: Johannes, die volgt; Mr. Harman van Klenck van Odesse, gedoopt te Amsterdam in de Nieuwe Kerk 24 Oct. 1621, vertrok naar Oost-Indië en werd er advocaat-fiscaal te Batavia, daarna gouverneur van het eiland Formosa 1660, repatrieerde als admiraal van de retour-vloot in 1663, keerde later terug naar Oost-Indië en werd er Raad van Justitie, in 1690 wederom advocaat-fiscaal, overl. in 1694 (uit zijn drie huwelijken had hij slechts twee dochters); Coenraet van K., die volgt; Elisabeth, in 1660 te Amsterdam gehuwd met een engelsch edelman, Sir William Davidson (dl. I, kol. 689), koopman op de Oostzee te Amsterdam woonachtig; Marcus, gedoopt te Amsterdam in de Nieuwe Kerk 14 Oct. 1653, koopman aldaar, vertrok later naar Oost-Indië, waar hij in 1692 weesmeester was.
Blasius maakte op de bruiloft van Elisabeth Klenck en William Davidson een gedicht; eveneens op de bruiloft van haar broeder Ernst met Agneta de Karpentier, 16 Nov. 1660 (Mengeldichten, 1661, 53, 111).
Zie: Jac. Scheltema, Rusland en de Nederlanden (1819) I, 60, 117; Tsjtenija w Imp. Obsjtsj. Ist. i Drewn. (1882) I, 16-17; Sbornik Imperatorskago Roesskago Istoritsjeskago Obsjtsjestwa CXVI (1902), 102, 103, 104, 195, 250, 269, 319-322; Roesskaja Istoritsjeskaja Biblioteka VIII, 109-114, 202; IX, 31-32, 82; C.C. Uhlenbeck, Verslag aangaande een onderzoek in de archieven van Rusland (1891), 15, 16, 21, 222, 256; Joh. E. Elias, De vroedschap van Amsterdam (1905) II, 565, 567; mededeelingen van Dr. Boris Raptschinsky.
Wijnman