[Kinschot, Roeland van]
KINSCHOT (Roeland van), heer van Kinschot, geb. te 's Gravenhage 15 Nov. 1624, overl. ald. 24 Febr. 1701, begr. Gr. K., zoon van Mr. Jasper en van Catharina Sweerts de Weert.
Hij studeerde sedert 1 Oct. 1640 te Leiden in de rechtsgeleerdheid en promoveerde 25 April 1644 aldaar.
Werd 8 April 1654 extraord. raad in den leenhove van Brabant, ordin. raad 22 Nov. 1656, raad-ordin. in den Hoogen Raad van Holland, Zeeland en W.-Fr. 20 Mrt. 1673 (eed 31 Mrt.). Ook raad ordin. in den Hoogen Raad van Appèl over N.-Brab. In 1691 stond hij no. 1 op het drietal voor de keuze tot president van den Hoogen Raad van Holland, Zeeland en W.-Fr. Hij woonde eerst op de Groenmarkt, waar thans het Z.-Holl. koffiehuis staat; later bewoonde hij een huis in het Westeinde, zuidzijde, hoek Assendelftstr. In de Deliciae Poëticae van L. van Santen komen van Roeland van K. twee latijnsche gedichten voor; het eene met het jaartal 1667, het ander van 1672.
Hij huwde te 's Gravenhage 28 April 1655 met Catharina van der Hoolck, geb. 21 Aug. 1629, overleden te 's Gravenhage 29 Dec. 1713, dochter van Gijsbert, burgemeester van Utrecht, en van Margaretha de Coene.
Zijn door een onbekend kunstenaar geschilderd portret in de collectie van douair. van Kinschot - Luden te Amsterdam.
Zie: Casp. Kinschotii Poëmata, 59; Vreede, Verh. over den Hoogen Raad in Jaarb. v.d. Regt. Magt (1839), 47; Kron. Hist. Gen. II, 366; IV, 212; V, 56.
Regt