[Jens, Johannes]
JENS (Johannes), ged. te Leiden 22 Dec. 1671, zoon van Petrus Jens Warnaertsz., die volgt, overl. te Rotterdam 14 Maart 1755 als weduwnaar van Helena Versluys (begr. te Dordrecht 31 Juli 1714). Hij werd in 1684 op 14 (?) jarigen leeftijd ingeschreven als student te Leiden zonder vermelding van geboorteplaats. Rechten, geschiedenis, letter- en oudheidkunde waren de vakken, die hem aantrokken en nauwelijks 18 jaar oud ontving hij van curatoren een gouden medaille voor een Poëma op de ‘glorious revolution’ in Engeland in 1688.
In 1694 benoemden curatoren der Illustre school te Dordrecht hem tot conrector, welke betrekking hij bekleedde tot 1697, toen hij als praeceptor naar den Haag vertrok. Doch in 1700 keerde hij als rector en met den titel van ‘Professor antiquitatis et linguae graecae’ naar Dordrecht terug.
Als rector van de Illustre school heeft hij zich te Dordrecht zeer verdienstelijk gemaakt, door verbetering van de onderwijsmethode, door het invoeren van andere schoolboeken enz. Als hoogleeraar hield hij vele openbare redevoeringen. Het was voor de dordtsche school een ramp, toen Jens, nu veelal Jensius geheeten, in 1715 zijn ontslag verzocht, om zich in den Haag rustig aan zijn studiën te kunnen wijden.
Doch ook dit duurde slechts enkele jaren, want in 1719 werd hij beroepen tot hoogleeraar in de letteren aan de Illustre school en tot rector der Erasmiaansche school te Rotterdam, welke betrekking hij in Febr. 1719 aanvaardde. Tot 1752 gaf hij al zijn krachten aan den bloei dier school. In herfstmaand van dat jaar vroeg hij, ruim 80 jaar oud, zijn ontslag, om nog enkele jaren, tot zijn dood in 1755, rustig in Rotterdam te wonen.
Jens was een uitstekend paedagoog; met zijn komst begon voor de Erasmiaansche school een tijdvak van grooten bloei. Hij bracht orde en regel in de zaken. Hij wist veel, schreef vele redevoeringen en nog meer latijnsche verzen, welke laatste niet van hoog gehalte zijn. Jens was beter taalkundige dan dichter. Van een vermakelijken pennestrijd over een grieksch gedicht van Jens verhaalt Dr. Y.H. Rogge in het Rotterdamsch Jaarboekje voor 1919.
Jens had reeds vroeg blijk gegeven zich niet alleen als geleerde te willen onderscheiden, maar zich ook te willen mengen in de politieke en theologische twistvragen van zijn tijd. Van zijn talrijke geschriften noemen wij slechts: Lectiones Lucianeae ('s Grav. 1699); Ferculum literarium (Leid. 1717); Purae et impurae latinitatis collectanea (Rott. 1720; Lipsiae 1728); Ampliata purae et imp. latin. collect. (Rott. 1741); Ad Justiniani Caesaris Codicem ac Pandectas stricturae (Rott. 1749). Kan heeft in zijn