Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10
(1937)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 396]
| |
Elisabeth Antoinette Deel. Hij kreeg den naam de Superville er bij naar zijn grootmoeder, de vrouw van Pierre, hiervóór. Den naam Giottino nam hijzelf bij den zijnen aan: het was een bijnaam, hem in Italië gegeven wegens zijn overeenkomst met den ouden, italiaanschen meester Giotto (waarvan Giottino het verkleinwoord is). Hij, uit kunstzinnige ouders geboren, had in zijn jeugd veel in Italië gereisd, er veel geteekend en studiën gemaakt en was daarna als lector aan de universiteit te Leiden verbonden, waar hij Fransch en Italiaansch doceerde, ook kunstgeschiedenis en aesthetica. Toen in 1825 de collectie prenten en teekeningen (geschonken door vrouwe J.L.v. Oldenbarnevelt, genaamd Tullingh, wed. van Mr. J.Th. Royer) met de verzameling pleisterbeelden tot één kabinet was vereenigd, werd tot directeur dezer collectie Humbert benoemd. Hij heeft veel en fraai geteekend, ook geëtst en gelithografeerd. De meeste zijner voortbrengselen berusten nog in het genoemde kabinet en worden opgeteld in het Nederlandsch Athenaeum (1853), 42. Zijn meest belangwekkende praestatie is echter zijn Essai sur les signes inconditionnels dans l'art (Leyde, C.G. van der Hoek 1827, fol.). Dit werk, eerst weinig bekend, werd later hoogelijk gewaardeerd, zoodat in 1857 aan de Kon. Acad. van Wetensch. werd aanbevolen er, door haar tusschenkomst, een nieuwe uitgave van te doen verschijnen. Het werk met illustraties naar zijn teekening en met gekleurde platen, is vol vernuftige opmerkingen en aardige vondsten en geeft een blik op zijn ruime manier van zien en denken. De aestheticus Charles Blare maakte er voor zijn opstellen in de Gazette des Beaux Arts van 1860 en 62, onder den titel Grammaire des Arts du Dessin, een ruim gebruik van, in den beginne zelfs zonder met een enkel woord den auteur aan te duiden, wiens denkbeelden en teekeningen hij weergaf. Eerst in een der vervolgen noemt hij Humbert's naam. (Het feit werd echter spoedig opgemerkt door Dr. J. van Vloten, in diens Aesthetica of Schoonheidsleer). Een niet algemeen bekend drama Jesus is ook nog van Humbert's hand. Hij was gehuwd met Elisabeth Paradijs, geb. te Leiden in 1788, overl. aldaar 21 Aug. 1817, oud ruim 29 jaar, dochter van prof. med. Nicolaas P. en van Cornelia Elisabeth Schagen. Uit dit huwelijk sproten twee zoons, waarvan er een zeer jong overleed en de andere, Nicolaas, op 24-jarigen leeftijd (1841 of 42) aan typhus kwam te sterven. Humbert's portret, geschilderd door Jac. Lud. Cornet, bezit het Rijksmuseum te Amsterdam (Cat. 1903, no. 725). Ook is daar het portret van Johan Melchior Kemper, door H. zelf geschilderd (als voren, no. 1273). Humbert's beeltenis werd meermalen door J.L. Cornet weergegeven, tweemaal als teekening en eens als geëtste prent. Een der teekeningen is in het bezit van mevr. van Bemmelen-Levoir te 's Gravenhage. Zie: Bodel Nijenhuis in Handel. Ned. Letterk. (1849); de bekende werken van Kramm en Immerzeel; J.J. de Gelder, Honderd teekeningen van oude meesters (1920); Alg. Ned. Familieblad XIV, 134, 139. Regt |
|