in den Haag gaat hij er wonen en wordt 22 Mei 1637 lid van het haagsche gilde. Hij heeft een eigen huis in het Westeinde, terwijl hij ook in Utrecht een huis bezit. In 1640 heeft hij 16 portretten van den Keurvorst en 20 van zijn vrouw geschilderd. In het pruissische geheime Staatsarchiv is een rekening bewaard, waarop tevens vermeld staat, voor wie die portretten bestemd waren. De vorstelijke opdrachten beperkten zich niet tot portretten, ook schilderingen in de buitenhuizen Rijswijk, Honselaersdijk en het Huis ten Bosch werden hem opgedragen. Voor Christiaan IV van Denemarken heeft hij verschillende episoden uit de deensche geschiedenis afgebeeld. In het begin van het stadhouderlooze tijdperk, bij den dood van zijn voornaamsten opdrachtgever, is Honthorst naar zijn geboorteplaats teruggekeerd. Hij had veel leerlingen, waartoe in de eerste plaats zijn broer Willem behoort, die hem bij groote bestellingen heeft geholpen. Sandrart vertelt, dat hij met 24 anderen in Utrecht zijn leerling was en dat het leergeld jaarlijks ƒ 100 bedroeg. Honthorst had een groot inkomen en heeft zich een vermogen verworven. Hij was een beroemd man, die door Rubens in Utrecht werd bezocht en die door van Dyck werd geportretteerd. Voor de kunstgeschiedenis is hij een belangrijke figuur gebleven, omdat hij de nieuwe opvatting van Caravaggio mee naar Holland bracht. Op het vroege werk van Rembrandt heeft Honthorst hierdoor invloed gehad. Ook Frans Hals en Judith Leyster toonen dat zij zijn werk kenden. Honthorst's beste werken zijn in de kerken van Rome.
Een van zijn zelfportretten uit 1656 bevindt zich in het Rijksmuseum te Amsterdam. Voorts geschilderde zelfportretten in de Uffizi te Florence, in de Pinacotheek te Turijn, verzameling graaf van Craven op Comte Abbey, en in de verkooping coll. van der Willigen te Haarlem 20 April 1874. Een portret van Honthorst, geschilderd wordende door zijn vrouw, was op de verk. van de coll. Hoogers te Nijmegen 7 Juni 1816. Voorts een portret door A. van Dyck geschilderd; een miniatuur door een onbekende in de verk. der coll. hertog van Marlborough (Blenhem Castle), London 1886. Prenten door C. Mogalli, P. Pontius, P. de Jode, W.H. Worthington en een onbekende.
Zie: A. von Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon I (1906), 709-712 en III (1911), 102; U. Thieme und F. Becker, Allgem. Lexikon der bildenden Künstler XVII (1924), 447-450; G.J. Hoogewerff, Gerrit van Honthorst, 28 reproductions with text and catalogue (1924); G.J. Hoogewerff in Onze kunst (1917); Mommen Nissen in Oud- Holland (1914); Paul Seidel in Jahrbuch der preuss. Kunstsammlungen XI (1890), 123 en 144; K. Zoege von Manteuffel in Jahrb. der preuss. Kunstsammlungen LV (1934), 192.
van Guldener