details. De schilderijen van H. en J. Ruisdael zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden, ook hebben beide schilders dikwijls hetzelfde gegeven geschilderd van dezelfde plaats uit gezien o.a. de watermolen van R. in het Museum te Amsterdam en die van Hobbema in de verzameling Widener en die van Kums. Ook is H. veel minder veelzijdig dan R., bij hem geen zeeën bijv. Het schijnt, dat Hobbema de verschillende entourages in de omgeving van zijn motief vrij gebruikte om tot zijn compositie te komen, door die verschillende entourages dichter bij het motief te brengen of ze er van te verwijderen. De stoffage in H.'s schilderijen werd dikwijls geschilderd door A. van de Velde of N. Berchem, ook anderen worden nog in dit verband genoemd.
Zijn schilderijen gedateerd van 1657 tot 1669 omvatten een 35 stuks, terwijl zijn geheele oeuvre uit ongeveer 180 á 200 stuks bestaat. De vroegste schilderijen zijn licht van kleur, hel groen; omstr. 1660 worden zijn composities grooter, opvallend van toon en donker van kleur. Een puzzle is de dateering van het ‘Laantje van Middelharnis’; het moet in 1669 of 1689 geschilderd zijn. Vóór een laten datum pleiten de voorwerpen, die er op voorkomen, er tegen de gave techniek, die onbegrijpelijk is voor iemand, die in geen 20 jaar geschilderd heeft en al dien tijd een geheel ander vak had beoefend. Zijn beste schilderijen zijn uit den tijd van 1663 tot 69, ze zijn dus het werk van zijn 25ste tot zijn 31ste jaar. Vooral in Engeland is hij geapprecieerd geworden, de National Gallery bevat een groot aantal schilderijen van hem.
Er zijn geen etsen van hem bekend. Verschillende teekeningen worden aan hem toegeschreven, waarschijnlijk echter zijn een groot aantal bladen met zijn motieven later naar zijn schilderijen gecopieerd, wellicht door schilders als D. Dalen, E. van Drielst; er is geen ontwikkeling bij die teekeningen te zien.
Naar zijn ontwerp maakten o.a. prenten: C. Courtry, Blot, E. Hedouin, D. Mordant, H.J.H. Ryckelijkhuizen, Lopiszeck, J. Luinig, K. Ponheimer, Eissenhardt, Teysonnières, J.W. Kaiser, D.J. Sluyter, A.L. Koster, J.H. Blees, J. Browne, J. Cousin, R. Earlom, J. Landseer, P.F. de Noter, Ahlborn, C. Spruyt, J. Mason, S.H. Petersen, M.C. Prestel, E. Salmon, L. Gaucherel, A.L. van Kesteren, P. Scholer, F. Vivares, C.W. Weisbrod, Milius, Delauney, H. Toussaint, C.F. de Blois, P.J. Arentzen, G. Greux, W. Unger.
Zie: A. von Wurzbach, Niederländisches Künstlerlexikon I (1906), 690-692; II (1911), 101; U. Thieme u. F. Becker, Allgemeines Künsterlexikon XVII (1924), 160-161 (door Hofstede de Groot); C. Hofstede de Groot, Kritisches Verzeichniss der Werke der Maler des XVIIten Jahrh. IV (Essling a.N., Paris 1911), 367; E. Michel, Les artistes célèbres (Paris 1890) (M. Hobbema); A. Bredius, Künstlerinventare, G. 93, 2106, 2107; gegevens in het Rijksmuseum (Prentenkabinet); H.F. Wijnman in Oud-Holland (1932), 179, 180.
J.M. Blok